Ted Brownings ‘West of Zanzibar’ (1928) leert ons iets over onze eigen tijd

West of Zanzibar is een zogenaamde pre-code film van Ted Browning uit 1928. Nu is deze regisseur vooral bekend om zijn film Freaks (1932). De Hays Code werd in de Amerikaanse filmindustrie als zelfregulering in 1930 ingevoerd en de logica ervan was het voorkomen van overheidsmaatregelen. Zelfcensuur kan een smal pad richting vermeende redelijkheid zijn, maar kan ook doorslaan als het los komt te staan van de filmpraktijk die het meent te beschermen, maar feitelijk inperkt.

Wikipedia noemt de Hays Code: ‘een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar seksualiteit, homoseksualiteit, rassenvermenging,  abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft‘.

De steun voor zelfregulering kwam vooral van christelijke en conservatieve zijde en had naast een economisch motief om de overheid op afstand te houden ook een ideologisch motief om zedelijke en politieke uitingen uit films te bannen. Deze Amerikaanse code is in de werking vergelijkbaar met de Nederlandse filmkeuring die rond dezelfde tijd in 1928 werd ingevoerd.

Censuur is er waarschijnlijk een te groot woord voor omdat dit in vele landen grondwettelijk verboden is. Maar indirect kan een lokale overheid flankerende maatregelen door beperkingen en controles opleggen over bijvoorbeeld brandveiligheid, vermakelijkheidsbelasting en een horecavergunning die praktisch op censuur neerkomen als exploitatie van een bioscooptheater erdoor verregaand wordt bemoeilijkt.

Daniël Biltereyst heeft het effect van de filmkeuring voor België in zijn boek Verboden Beelden (2020) op een rijtje gezet. Volgens hem beoordeelde de Belgische commissie in het interbellum bijna zes op de tien films die ze bekeek als min of meer problematisch. Met veel geknipte scènes en geamputeerde films als resultaat.

Film als nieuwe verschijningsvorm moest zich invechten tussen andere kunstvormen als toneeldrama en beeldende kunst. Dat had twee redenen. Het publiek moest geleerd worden hoe een film ‘gelezen’ moest worden en daarom was het begrijpelijk dat de film aanhaakte bij wat het publiek al kende. Daarnaast gaf dat aanleunen tegen gevestigde kunstvormen prestige aan film die in de beginjaren in de hoek van kermisvermaak werd gezet. Geleidelijk werd die band losser en vond film mede door technische ontwikkelingen een eigen vorm.

Begin jaren 1930 brak de geluidsfilm wereldwijd door. Sommige traditionele filmwetenschappers als Rudolf Arnheim zagen die ontwikkeling als een gemis omdat de visuele, fotografische kwaliteiten van film daardoor naar de achtergrond verdwenen. Men zou kunnen beweren dat toen een nieuwe cinematografische esthetiek van de grond af aan moest worden opgebouwd.

Daarnaast speelde als vanouds binnen de film de strijd tussen realisten die de voorstelling van de realiteit als uitgangspunt namen en daardoor een verteltechniek ontwikkelden die zo ‘onzichtbaar’ mogelijk was en de formalisten die de constructie en esthetiek juist benadrukten. Met overigens veel tussenvormen. Het gebruik van geluid en kleur dat vanaf de jaren 1930 de standaard werd zette de formalisten voor de publieksfilm definitief op afstand. De verteltechniek van Hollywood werd dominant en verbande de formalisten naar de marge.

Still van Lon Chaney in West of Zanzibar (1928). Credits: Dr. Macro.

West of Zanzibar is een film die werd gemaakt voordat beide ontwikkelingen, te weten zelfregulering van de filmindustrie en opkomst van de geluidsfilm gingen domineren. De pre-code films kennen een politieke en zedelijke vrijheid die door de invoering van de Hays Code verdween en pas weer door opkomst van een nieuwe generatie filmmakers in de jaren 1960 heroverd werd. Ze surfden mee op de golf van maatschappelijke ontwikkelingen. Niet toevallig werd de Hays Code in 1968 afgeschaft omdat zelfregulering haaks kwam te staan op de sfeer van opstandigheid van de jaren 1960.

Nog om een andere manier is West of Zanzibar interessant en wijkt niet alleen af van de films uit het tijdperk van de Hays Code, maar ook van de hedendaagse politisering door identiteitspolitiek die zich manifesteert in stilzwijgende of indirect opgelegde zelfregulering. West of Zanzibar loopt vooruit op de zuiveringen van toen en nu, en kent voor een hedendaags publiek daarom een verfrissende spontaniteit en niet gezochte anarchie die ondanks de soms barokke esthetiek nog steeds een onvervalste kern aanboort die nauwelijks door externe factoren wordt gesmoord of afgeremd.

Still uit West of Zanzibar (1928)

De film is grotendeels gelokaliseerd in Afrika en de door fotograaf William Mortensen ontworpen papier-mâché Voodoo maskers geven indirect commentaar op de nieuwe apartheid 90 jaar later die culturele toe-eigening over grenzen heen als verbod wil instellen. (Zie het commentaar over kunstenaar Paul Bogaers en zijn ‘Afrikaanse’ objecten). Ted Browning trok zich zo weinig mogelijk aan van politieke, zedelijke en maatschappelijke grenzen en had het geluk te kunnen werken in een periode waarin de omstandigheden die relatieve vrijheid voor filmmakers mogelijk maakten.

‘Cultuur In Actie’ is te breed om een verschil te maken voor de kunst en te smal om duurzaam te zijn voor de culturele identiteit

Er komt een nieuwe actie aan. Deze keer gaat het om CultuurInActie. Een beladen acroniem: CIA. Vanwege de 1,5 meter-maatregelen als gevolg van COVID-19 is het een digitale actie die wordt gehouden van 30 mei tot en met 5 juni 2020. Ik heb er een hard hoofd in dat het een lans zal breken voor de kunst. De breedte en de onevenwichtigheid ervan valt op, zoals blijkt uit een fotoblok: Theater, Musea, Dans, Evenementen, Poppodia, Monumenten, Bioscopen, Dierentuinen, Bibliotheken. Dat duidt op denken vanuit productie en bedrijfsvoering. Niet vanuit de kunstdisciplines drama of film, maar Theater en Bioscopen. Niet literatuur, maar Bibliotheken. Niet beeldende kunst, maar Musea. En waarom Dierentuinen en geen kermis, carnaval of bloemencorso? Niet klassieke muziek, jazz of geïmproviseerde en experimentele muziek, maar Poppodia. Wie organiseert dit?

Cultuur is alles dat verbindt, kunst is in de opvatting dat de functie ervan het aanscherpen is er het tegendeel van. Kunst is een onderdeel van cultuur, maar niet elke cultuur is kunst. Cultuur is gericht op de samenleving, kunst is dat niet per definitie. De kunstsector is verdeeld in verschillende, afzonderlijke disciplines, en kunst is weer een klein onderdeel van de cultuur. De claim van de actie is even breed als de opzet ervan: ‘Zeven dagen lang, 12 uur per dag, verzamelen wij geluiden die samen één luide stem vormen. De stem die opkomt voor de cultuur in ons land.’ Het brede karakter van CultuurInActie leidt tot verwarring omdat onduidelijk is waar de organisatoren de grenzen van de cultuur trekken en hoe de grens tussen kunst en cultuur getrokken wordt.

Ik voeg aan het bovenstaande een overweging toe uit een commentaar uit 2017. Als context voor de CIA:
Nederland kan zijn cultuur voldoende beschermen met beleidsmaatregelen die de Nederlandse taal, kunst, geschiedenis en het (cultuur)onderwijs steunen. Maar dat doet de huidige politieke klasse niet. Het kort juist op dit beleid dat een basis onder de Nederlandse culturele identiteit zou kunnen leggen. Hoofdzaak zijn dus geen defensieve maatregelen tegen de radicale islam wat Buma, Klaver en Asscher er in hun reacties van maken, maar offensieve maatregelen die de Nederlandse kunst en cultuur positief  en ruimhartig steunen. Het sterke vermoeden dat Buma weet dat hij deze steun voor de Nederlandse cultuur heeft laten liggen en daarom als afleiding de aanval op de radicale islam zoekt maakt het er nog valser, schijnheiliger en onbetamelijker op.

Wie herinnert zich in 2011 niet toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) in het kabinet Rutte I dat werd gevormd door VVD en CDA en gedoogd door PVV? Dat zijn de drie partijen die met duivels plezier en breed verkondigde minachting de cultuursector een lesje leerden door bovenmatig te korten op het cultuurbudget waardoor de culturele basisinfrastructuur van Nederland ernstig werd aangetast. In 2017 werken deze bovenmatige korting en imageschade nog na en zijn kunst en cultuur deze klap nog steeds niet te boven.

Nodig is niet een actie die vanuit de verdediging van instellingen, organisaties en bedrijven op het raakvlak van cultuur en commercie pleit voor financiële steun vanwege tegenvallers in de bedrijfsvoering, maar een actie die het offensief zoekt. Culturele ondernemers zijn tijdelijk, een solide, integrale culturele identiteit van Nederland is voor de lange termijn. Dat vraagt om een brede actie die pleit voor een beter overheidsbeleid op het gebied van Nederlandse taal, kunst, geschiedenis en onderwijs. Conclusie is dat deze CIA-actie te breed is om echt een verschil te kunnen maken voor de kunsten en te smal om duurzaam te zijn voor de toekomst.

Foto: Schermafbeelding van deel paragraaf ‘over ons’ op cultuurinactie.nl, 29 mei 2020.

Directeur Van Gogh Museum reageert onhandig met verwijzing naar cultureel relativisme op vraag naar naakt van Degas

De nieuwe directeur van het Van Gogh Museum Emilie Gordenker werd vandaag geïnterviewd in Buitenhof en kwam daar niet geheel ongeschonden uit toen haar gevraagd wordt naar de aankoop van een vrouwelijk naakt van Degas. Ze praat zichzelf vast. Met onderstaande tweet van Buitenhof tot gevolg. Het merkwaardige is dat Gordenker in het gesprek op allerlei aspecten zoals politieke stellingname van musea doordachte, goed verdedigbare standpunten innam (niet doen zegt ze in tegenstelling tot directeur Rein Wolfs van het Stedelijk), maar over het naakt van Degas ongelukkig formuleert. Je krijgt meerdere blikken op zo’n kunstwerk door de reacties van meerdere mensen met meerdere achtergronden, zegt ze in andere bewoordingen. Ze meent dat we daar allemaal beter van worden. Dat betwijfel ik en volgens mij gaat ze daar de fout in. Een reactionaire, betuttelende, moralistische blik valt moeilijk als positief te zien. Want waar laat dat de voorbeeldfunctie van een museum? Zo laat het museum zich onnodig vermaatschappelijken en in de verdediging drukken. Uiteraard moeten musea rekening houden met de achtergrond van de bezoekers, maar zonder te wijken voor radicale activisten en fatsoensrakkers die hun perspectief van identiteit ofwel moraal aan het museum willen opleggen.

Foto: Tweet van Buitenhof, 9 februari 2020.

Subcultuur DDS steunt subcultuur van alt-right en Thierry Baudet. Met pseudo-christendom. Alle remmen los in aanval op Henk Otten

Het rommelt in Forum voor Democratie. Er is een strijd gaande om de macht, de politieke richting en de partijcultuur met als de hoofdrolspelers partijleider Thierry Baudet en een van de mede-oprichters en beoogd fractievoorzitter in de Eerste Kamer Henk Otten. In een interview in NRC met de titel ‘Tweede man van Forum Henk Otten: ‘Baudet trekt de partij te veel naar rechts’’ bond Otten de kat de bel aan. Dat lijkt hem door Baudet en diens vertrouwelingen niet in dank te worden aangenomen. Otten wordt naar de zijlijn gedrongen, maar lijkt terug te vechten in het gevecht om de ziel van de partij. En ook in het gevecht om zijn eigen positie.

De Dagelijkse Standaard (DDS) die zoveel alt-right retoriek en steun aan Baudet in haar kolommen stopt, ging in een opinie-artikel van 22 april van Michael van der Galien in op Ottens kritiek dat Baudet in 2017 ineens ‘een christelijke kant‘ opging. Otten antwoordt daarop: ‘Maar ik wil politiek los zien van geloof’. Dat is een positie die past binnen de traditie van de Nederlandse politiek van voor het tijdperk van de identiteitspolitiek en de doorbraak in 2016 van de alt-right subcultuur in de VS. DDS geeft Ottens woorden verkeerd weer en noemt hem een ‘christendom-hater’ en ‘weg-met-ons-fanatiekeling’. Dat is van dik hout zaagt men planken en zo onnauwkeurig en onzorgvuldig afgeleid uit wat Otten zegt, dat hiermee DDS vooral zichzelf te kijk zet. Het is altijd een plezier om DDS te lezen omdat het zo sterk raakt aan de absurditeit en de stompzinnigheid, en in het kritiekloos ophemelen van de eigen helden een hoog niveau bereikt. Mijn reactie bij het artikel:

De opstelling van Henk Otten is begrijpelijk en goed verdedigbaar. Hij keert zich niet tegen het christendom of de (vermeend) joods-christelijke cultuur, maar tegen het vermengen van politiek en religie. Dat past in de traditie van scheiding van kerk en staat.

Otten wijst het gebruiken van het christendom, of religie in algemene zin in de politiek af. De reactie van Teunis Dokter slaat daarom de plank mis. Otten keert zich niet tegen het christendom of ‘de christelijke cultuur’ (?), maar tegen het misbruik van religie in de politiek.

Otten neemt ook afstand van identiteitspolitiek die om politieke redenen een religieuze identiteit construeert. Een voorbeeld daarvan is president Trump die zijn achterban van vooral witte evangelicals op een sekte-achtige wijze met christelijke retoriek bedient, maar over wie het de vraag is of hij wel een christelijke overtuiging of levenswandel heeft. De kritiek op Trump en opinieleiders uit de alt-right beweging is dat hun identiteitspolitiek en pleidooi voor het christendom oppervlakkig en niet gemeend is en vooral politieke marketing om electorale redenen is.

Baudet handelt omgekeerd aan Buma, Segers of Van der Staay. Waar christelijke politici terughoudend zijn in de verwijzing naar het christendom, zijn politici van niet-christelijke partijen (PVV, FvD) minder terughoudend. Dat is merkwaardig.

De paradox is dat de politici van de christelijke partijen CDA, CU en SGP in de praktische politiek terughoudender zijn in het gebruik van christelijke retoriek dan Baudet. Zij beseffen het gevaar hoe hun geloof politiek kan worden misbruikt en beschadigd. Zij hebben in de praktische politiek door schade en schande geleerd dat als ze met andere partijen iets willen bereiken het averechts werkt door zich te beroepen op hun religieuze gedachtegoed. Ze weten dat ze moeten schakelen naar een ideologisch neutraal terrein om tot overleg te komen. Baudet redeneert echter niet vanuit het belang van het christendom, maar vanuit zijn politieke profilering.

Het is onduidelijk hoever Otten nadenkt. Het lijkt er sterk op zoals hij in het interview in NRC zei dat hij de koers van Baudet te rechts-radicaal, te populistisch, te Angelsaksisch en te negatief vindt waar het de terminologie over ondergangsfantasieën en de pessimistische kijk op de westerse geschiedenis en Europa betreft.

Uiteindelijk gaat het erom of Forum voor Democratie binnen de eigen gelederen ruimte geeft aan tegenspraak of niet. De keuze is aan Forum om het beginsel van interne democratie en een zekere mate van pluriformiteit te omarmen of af te wijzen. Dat vergt goed nadenken en manoeuvreren van de partijleiding. De schrikbeelden zijn de anarchistisch LPF die met ruzie uit elkaar viel, maar ook de dirigistische SP of PVV die in de praktijk geen interne democratie kennen en daar nu de wrange vruchten van plukken: achteruitgang door stilstand.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelHenk Otten is een weg-met-ons D66’er: “Als je nog een keer over het christendom begint dan stap ik op”’ van Michael van der Galien op DDS, 22 april 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel interviewTweede man van Forum Henk Otten: ‘Baudet trekt de partij te veel naar rechts’’ van Petra de Koning en Philip de Witt Wijnen in NRC, 19 april 2019.

Hebben Nederlandse christenen redenen voor steun aan Baudet? Het is maar hoe breed men kan kijken hoe dat oordeel uitpakt

Een opmerkelijk opinie-artikel van Zmnako Karem in Trouw. De krant die zoveel religie in zijn berichtgeving doet. Hij meent dat de reden van de stem op Baudet ‘juist de aantrekkelijke cultuur-conservatieve boodschap over het behoud van de culturele identiteit van Nederland en het aanwakkeren van de nationale trots ten tijde van de culturele identiteitscrisis en van islamterrorisme’ is. Dat is ook een mening. Trouw biedt een platform.

Karem gaat voorbij aan wat Baudet ook is. Een volksmenner. Een ondergangsfilosoof. Een complotdenker. Een politicus die verdeelt. Een seksist. Een ontkenner van het klimaatakkoord. Een politicus die de Nederlandse identiteit eng definieert en aanhaakt bij christenen. Deze opinie-maker ziet dat allemaal door de vingers.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelAlle reden voor steun van christenen aan Baudet’ van Zmnako Karem in Trouw, 10 april 2019.

Foto 2: Tweet, 10 april 2019.

Overpeinzingen bij een petitie. Toekomst van de publieke omroep ligt noch bij huidige NPO-top, noch bij de omroeporganisaties

Maarten van Dijk is petitionaris van de petitie ‘Tijd voor een nieuwe NPO, begin bij de top’ die zich richt tegen de top van de NPO. Niet ten onrechte. Onlangs bleek dat die top wil bezuinigen op de meest informatieve, meest waardevolle en kwalitatief meest hoogstaande programma’s als Andere Tijden of Tegenlicht. Dat is dom, lui en fantasieloos denken van die NPO-top. Maar het alternatief dat de petitie geeft, namelijk het inzetten op de afzonderlijke publieke omroeporganisaties schiet eveneens ernstig tekort. Ja, er moet een bezem door de NPO, maar nee, de publieke omroeporganisaties zijn niet de oplossing, maar het probleem. Mijn reactie op de FB-posting van Petities.nl bij deze petitie:

Wereldvreemde petitie die redeneert vanuit het belang van de afzonderlijke omroeporganisaties binnen het publieke bestel. Maar dat belang dient noch het publieke omroepbestel als geheel noch het belang van de kijker.

Dat de top van de NPO de verkeerde programmatische keuzes maakt is duidelijk. Die huidige top is te veel verknoopt met commercie en het eigen omroepverleden en kan geen nieuwe ideeën meer bedenken die antwoorden op de vragen van nu en straks geven. De publieke omroepen doen dat echter evenmin. De publieke omroepen zijn de enige organisaties die de laat 20ste eeuwse verzuiling hebben overleefd.

Kortom, de oplossing ligt niet bij de huidige top van de NPO en evenmin bij de publieke omroepen. Die ligt bij een NPO nieuwe stijl die de commercie en megalomane plannen afzweert en zich richt op het enige wat van belang is: het maken van programma’s die uitdagen, aanscherpen en beklijven.

De publieke omroepen dienen omgebouwd te worden tot productiehuizen, als ze hun programma’s al niet inkopen bij producenten en zo feitelijk hun eigen overbodige managementslaag zijn geworden. De omroepen staan de kwaliteitsslag die de publieke omroep dient te maken in de weg. De publieke omroepen zijn nu al de lege huls met een identiteitsstrik eromheen om de lege verpakking ervan te verhullen.

Foto: Schermafbeelding van deel petitie ‘Tijd voor een nieuwe NPO, begin bij de top’ op Petities.nl.

MO* presenteert het secularisme als een van de krachtigste uitsluitingsmechanismen. Past daarbij overheidssubsidie?

Deze titel van een artikel van Samira Bendadi in het Vlaamse digitale magazine MO* op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vraagt om een krachtige reactie. De titel waarvoor niet de auteur maar de eindredactie verantwoordelijk is valt op te vatten als kwaadaardig en onzinnig. De titel roept de vraag op waar de naïviteit en goedgelovigheid van MO* eindigen en waar de stemmingmakerij en kortzichtigheid beginnen. De titel is journalistiek onzorgvuldig omdat het een uitspraak  tussen aanhalingstekens zet en zo suggereert dat het om een citaat gaat, terwijl de uitspraak noch door auteur Samira Bendadi noch door Nadia Fadil zijn gedaan. De titel is ontsproten aan de fantasie van de eindredactie van MO*. Ik roep het Belgisch Federale en het Vlaamse Parlement op om hun subsidie aan MO* te heroverwegen. Mijn reactie op de FB-pagina van MO*:

De titel ‘Secularisme is een van de krachtigste uitsluitingsmechanismen’ is om twee redenen een onbegrijpelijke en fout gekozen titel. Ten eerste zegt Samira Bendadi in het artikel over Nadia Fadil: ‘Ze stelt daarin vast dat het discours over secularisme vandaag een van de krachtigste uitsluitingsmechanismen vormt’. De nuancering die de eindredactie van MO mist is dat niet het secularisme, maar het debat over het secularisme een uitsluitingsmechanisme vormt. Ofwel, het debat over het secularisme wordt door deelnemers aan het publieke debat om politieke redenen gekaapt. Dit houdt echter niet in dat het secularisme een uitsluitingsmechanisme vormt. Bendadi stipt aan en onderbouwt de stellingname die ze aan Fadil toeschrijft overigens niet, zodat het moeilijk te controleren valt hoe laatstgenoemde het precies bedoelt.

Ten tweede blijkt uit deze titel een totaal onbegrip en gebrek aan kennis van de eindredactie van MO over wat secularisme is. Het secularisme is een politieke filosofie die met de garantie van de nationale overheid en met verwijzing naar de rechtsstaat religies en levensovertuigingen een gelijkwaardige plek in de samenleving biedt. Zonder voorkeurs- en achterstandsposities.

De eindredactie van MO vat het secularisme blijkbaar op als een anti-religieus of anti-minderheden instrument dat door rechts wordt gebruikt om die etnische minderheden en de maatschappelijke diversiteit te dwarsbomen. Zo’n titel is geen toeval en komt niet uit de lucht vallen. Zo’n foute titel groeit op de ondergrond van een sluimerend cultureel bewustzijn. Het is een onzinnig standpunt dat het secularisme een uitsluitingsmechanisme is. De titel is slecht doordacht, tendentieus en stemmingmakerij tegen het secularisme. Dit geeft zeer te denken over het intellectuele gehalte van MO.

Dit wringt des te meer omdat het secularisme juist het omgekeerde beoogt van wat MO in de titel suggereert. Het secularisme sluit niet uit, maar sluit juist in. Het secularisme beschermt minderheden die zich in kleinere organisaties rond religies of levensovertuigingen verenigen en neemt deze in bescherming door hun de garantie van een gelijke plek te geven. Het secularisme beschermt minderheden tegen de meerderheid.

In praktijk gaat deze gelijkstelling en emancipatie van minderheden ten koste van de voorkeurspositie van de maatschappelijk en politieke machtigste religies of levensovertuigingen. In België is dat de rooms-katholieke zuil. In Nederland het protestantisme. De reflex van deze religieuze organisaties die hun in eeuwen opgebouwde voorkeurspositie bedreigd zien is defensief en bedoeld om de afbraak van hun voorkeurspositie te vertragen. In hun publicitaire en politiek uitingen schilderen deze nationale religieuze organisaties het secularisme ten onrechte af als anti-religieus. Hiermee zaaien ze bewust verwarring door de politieke filosofie van het secularisme in een kwaad daglicht te stellen om de eerlijke uitvoering ervan te dwarsbomen.

De titel die zo vijandig tegenover het secularisme staat roept vragen op over het karakter van MO. Waar staat het voor en wat beoogt het? MO is naar eigen zeggen een initiatief van Wereldmediahuis en krijgt financiering door subsidies van onder meer de federale en Vlaamse overheid uit overheidsfondsen voor ontwikkelingssamenwerking. MO zegtonafhankelijk’ en ‘niet verbonden aan een politieke partij, zuil of strekking’ te zijn. Dat is de theorie.

Het is de vraag of in praktijk de pretentie van een blik op de wereld met ‘een open geest‘ en ‘zonder vooroordelen’ waargemaakt wordt door redacteuren van MO die in ogenschijnlijke behoefte om radicaal-rechts te corrigeren doorschieten naar de kritiekloze presentatie van radicaal-linkse standpunten. Gastauteurs die vanuit een islamitische agenda redeneren en eveneens een religieus perspectief hebben wordt alle ruimte geboden. Zo wordt het secularisme opgeofferd in een schijntegenstelling tussen gesloten rechts en de pluriforme openheid die bij nader inzien net zo eng begrensd en gesloten is als rechts. Terwijl rechts nog het voordeel heeft dat het zich niet anders voordoet dan het is en overloopt van morele pretenties.

Zijn de redacteuren van MO echt bevrijd en vrij van geest of hangen zij collectief of voor een deel cultureel nog in een niet volledig verwerkt verleden dat hun geest gevangen houdt? Zodat ze niet vrij kunnen denken. MO zegt over voorlichting en emancipatie van de Vlaamse bevolking over ontwikkelingssamenwerking te gaan, maar lijkt iets fundamenteels vergeten. Namelijk de eigen emancipatie. Dit geeft te denken over de ware identiteit van MO. Hoe kan een journalistiek medium beweren anderen te willen voorlichten als het naar het zich laat aanzien zelf onvoldoende is voorgelicht?

De tendentieuze titel waarachter een bedenkelijke en geborneerde denkwereld schuilgaat vraagt om kamervragen in het Federale en het Vlaamse Parlement van politieke partijen over de subsidie aan MO. Waarom overheidssubsidie verlenen aan een medium dat blijkbaar zo vijandig staat tegenover het secularisme en bij wie de journalistieke zorgvuldigheid ver te zoeken is?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSecularisme is een van de krachtigste uitsluitingsmechanismen’ van Samira Bendadi in MO*, 24 maart 2018.

Omroep West: ‘Wethouder Baldewsingh: ‘Den Haag is niet meer alleen van Nederlanders’’. Een lesje in communicatie van de PvdA

De vertrekkende PvdA-wethouder in Den Haag Rabin Baldewsingh wordt door PvdA-bashers met leedvermaak de laatste PvdA-wethouder in een van de vier grote steden genoemd. De PvdA is haar oude positie in de grote steden verloren en de verwachting is niet dat de PvdA bij de komende gemeenteraadsverkiezingen op 21 maart het verloren terrein terugwint. Verder verlies voor de sociaal-democraten ligt eerder in het verschiet.

Op het YouTube-kanaal geeft Omroep West deze video de volgende titel mee: ‘Wethouder Baldewsingh: ‘Den Haag is niet meer alleen van Nederlanders’. Dat zegt hij niet letterlijk in het gesprek, maar wel iets wat er op lijkt: ‘De Nederlanders moeten nou eindelijk eens een keer wennen dat die stad ook inmiddels van hun is’. Hiermee doelt hij op mensen met een hoofddoek of met een lange jurk waar de interviewster naar verwijst.

Baldewsingh bedoelt het ongetwijfeld goed, maar weet niet de juiste woorden te vinden om dat uit te drukken. Hij mist de nuancering. Want onbedoeld is zijn uitspraak ‘Den Haag is niet meer alleen van Nederlanders’ niet verbindend, maar het omgekeerde daarvan. Hoewel hij waarschijnlijk het tegendeel tracht te beweren, zegt hij dat mensen met een hoofddoek of een lange jurk geen Nederlanders zijn. Dat komt precies op hetzelfde neer als wat Geert Wilders beweert. Baldewsingh had uiteraard moeten zeggen dat hij mensen met een hoofddoek of een lange jurk als volbloed Nederlanders beschouwt. Wat ze meestal volgens hun paspoort zijn.

Dat de vermoedelijk laatste PvdA-wethouder van een van de vier grote steden deze nuancering mist is een teken aan de wand. Voor de PvdA, voor Nederland en voor het wij/zij-denken in het hoofd van Baldewsingh.

Vaak wordt door bestuurders die in problemen komen het containerbegrip ‘communicatie’ van stal gehaald en als pleister op misverstanden en verkeerd beleid geplakt. De strekking is dan als ze het nog een keer uitleggen de mensen het vanzelf gaan begrijpen. Dit is een hooghartige houding waarmee bestuurders de burgers de mogelijkheid ontzeggen het er op inhoudelijke gronden mee oneens te zijn. Bij Baldewsingh is het omgekeerde aan de hand. Burgers moeten hem uitleggen wat goede communicatie is. De wethouder roept misverstanden in het leven die er niet zijn. Hoewel hij mogelijk ook inhoudelijk de boel niet op orde heeft.

Carré-debat: ‘Nederland heeft zijn eigen cultuur onvoldoende beschermd tegen het afbraakbeleid van VVD, CDA en PVV’

xl

De tweede stelling in het Carré-debat van 5 maart luidde: ‘Nederland heeft zijn eigen cultuur onvoldoende beschermd’. Sybrand Buma (CDA) was het eens met die stelling en bracht het terug tot de constatering dat ‘Nederland “hard moet opstaan tegen de radicale islam”. De leider van GroenLinks Jesse Klaver vond dat Nederland de tolerantie te weinig beschermde (‘Nederland is vrijheid, tolerantie, empathie, en dat staat op het spel’) en was het praktisch oneens met de stelling. Lodewijk Asscher (PvdA) erkende dat er bedreigingen zijn, zoals islamitische radicalen, maar was optimistisch over de toekomst van Nederlandse cultuur.

Deze weergave maakt de onbenulligheid van de partijpolitiek in een notendop duidelijk. Zwendel die draait om het omdraaien van de waarheid voor eigen gewin. Het is beuzelarij en kwaadwillendheid tegelijk. In een politiek debat maken politici een aspect van een aspect tot hoofdzaak omdat het partijen om electorale redenen goed uitkomt. Zowel de partijen die de islam de schuld van alles willen geven (CDA) om kiezers van de PVV te trekken als partijen die het omgekeerde willen door de tegenstanders van Wilders in hun kamp te trekken. Wilders had ervoor gekozen om bij dit debat niet aanwezig te zijn, maar bepaalde op de achtergrond wel de inhoud en de invulling van deze stelling. Door alle politieke partijen werd de hoofdzaak verzwegen.

Hoe anders zou het antwoord op de stelling kunnen zijn in een volwassen democratie met volwassen politici met een volwassen geest die de ruimte hebben om onderwerpen niet terug te brengen tot een geleerd lesje en een reductie van de werkelijkheid. Hier doet zich het tekort aan brille en eruditie van een generatie politici kennen die opereert als middenstanders die voor hun toko hun handelswaar aanprijzen en niet de geestelijke vermogens hebben om verder te kijken dan eigen marketing. Het gemankeerde antwoord op de vraag doet kiezers afvragen of deze lijsttrekkers op zoek naar kiezers het verdienen dat kiezers een lijsttrekker vinden.

Nederland kan zijn cultuur voldoende beschermen met beleidsmaatregelen die de Nederlandse taal, kunst, geschiedenis en het (cultuur)onderwijs steunen. Maar dat doet de huidige politieke klasse niet. Het kort juist op dit beleid dat een basis onder de Nederlandse culturele identiteit zou kunnen leggen. Hoofdzaak zijn dus geen defensieve maatregelen tegen de radicale islam wat Buma, Klaver en Asscher er in hun reacties van maken, maar offensieve maatregelen die de Nederlandse kunst en cultuur positief  en ruimhartig steunen. Het sterke vermoeden dat Buma weet dat hij deze steun voor de Nederlandse cultuur heeft laten liggen en daarom als afleiding de aanval op de radicale islam zoekt maakt het er nog valser, schijnheiliger en onbetamelijker op.

Wie herinnert zich in 2011 niet toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) in het kabinet Rutte I dat werd gevormd door VVD en CDA en gedoogd door PVV? Dat zijn de drie partijen die met duivels plezier en breed verkondigde minachting de cultuursector een lesje leerden door bovenmatig te korten op het cultuurbudget waardoor de culturele basisinfrastructuur van Nederland ernstig werd aangetast. In 2017 werken deze bovenmatige korting en imageschade nog na en zijn kunst en cultuur deze klap nog steeds niet te boven.

Het zijn niet toevallig drie conservatieve partijen die nu vanwege politiek gewin het hardst schreeuwen dat de Nederlandse cultuur onvoldoende beschermd wordt. Daarbij niet bij zichzelf te rade gaan wat ze fout deden, maar naar de islam verwijzen. Denken de politici van VVD, CDA en PVV dat kiezers zo gemakkelijk zijn te misleiden? Ze speculeren blijkbaar op een ontbrekend politiek geheugen van de kiezer. Denken VVD, CDA en PVV dat het de kiezer is ontschoten dat de oorzaak van de verzwakking van de Nederlandse cultuursector is gelegen in het beleid van VVD, CDA en PVV? Gevoegd bij genoemde uitblijvende beleidsmaatregelen om het Nederlandse taal-, geschiedenis- en cultuuronderwijs grondig te versterken. Feitelijk had de stelling moeten luiden ‘Nederland heeft zijn eigen cultuur onvoldoende beschermd tegen het afbraakbeleid van VVD, CDA en PVV’. Partijpolitiek die mogelijk wordt gemaakt door slechte journalistiek is om akelig van te worden.

Foto: Schermafbeelding van still uit videoKlaver en Buma fel tegen elkaar in debat over Nederlandse cultuur’. NOS, 5 maart 2017.

Kiezen tussen D66 en GroenLinks. Hoe de stemkeuze beredeneren?

look_outs_aboard_hms_ashanti_whilst_escorting_a_russian_convoy_march_1942-_a8202

Gisteren vroeg iemand me op FB wie goed en wie slecht is. Dat naar aanleiding van m’n commentaar op de brief van Mark Rutte en de selectieve hufterigheid die ik met velen daarin las. De laatste 24 uur wordt die hufterigheid van de VVD nog eens extra benadrukt door de nieuwste ontwikkelingen over de Teevendeal (‘de bonnetjesaffaire’) als gevolg van de onderzoeksjournalistiek van Bas Haan van Nieuwsuur. Het verschil tussen mooie verkiezingspraatjes en de werkelijkheid, tussen schijn en wezen, kan bijna niet groter zijn. De timing zit de VVD tegen. De mooie woorden van Rutte tonen nog potsierlijker en meer misplaatst dan ze al waren.

Iemand schreef op FB: ‘Iedereen moet maar zijn eigen keuze maken, de politiek is toch niet te vertrouwen.’ Daar antwoordde ik op: ‘Nou, dat is weer te veel van het goede. Het gaat om het verschil tussen goede en slechte politiek.’ Waarop dus de vraag aan me gesteld werd wat dan goede en slechte politiek was. Ik kwam niet weg met het antwoord dat iedereen dat maar voor zichzelf moet uitmaken. Uiteindelijk antwoordde ik: ‘Ik kan hooguit zeggen welke partijen op dit moment op m’n shortlist staan. Dat zijn D66 en GroenLinks. Maar ik zou daarmee niet willen suggereren dat dat goede partijen zijn.’ Met de belofte om dat nader toe te lichten. 

Partijen in het politieke landschap van Nederland lijken nog meer dan anders in te delen in tegenstellingen die niet exclusief zijn. Anders gezegd, partijen kunnen op de ene tegenstelling niets gemeenschappelijk hebben, maar op een andere tegenstelling raakvlakken of overeenkomsten vertonen. Dat maakt het vergelijken van partijen lastig. De volgende tegenstellingen zijn aan te wijzen als de belangrijkste kenmerken: 1) links-rechts (sociaal-economie); 2) progressief-conservatief (sociaal-cultureel; identiteit); 3) pro- en anti-EU; 4) religieus-vrijzinnig; 5) democratisch-anti-democratisch; 6) kwaliteit en doelmatigheid van leider en partijorganisatie.

Niet iedere kiezer vindt voor de eigen afweging hetzelfde kenmerk even belangrijk. Waar de één de relatie tot de EU vooropzet, zet de ander de economische situatie centraal. Of het religieuze karakter van de partij of het idee over identiteit en nationalisme. En op een bepaald kenmerk kan men natuurlijk ook verschillend denken.

Op mijn huidige shortlist fungeren de twee als links-liberaal te omschrijven partijen D66 en GroenLinks (GL). Ze hebben veel gemeen, maar verschillen ook sterk. Ze zijn de twee meest uitgesproken pro-EU partijen (3). Sociaal-economisch is D66 rechts en GL links (1). Sociaal-cultureel zijn ze allebei progressief (2). Ook zijn ze vrijzinnig (4). D66 is een door en door democratische partij, GL kent anti-democratische elementen. Of liever gezegd D66 steunt het idee van democratie onvoorwaardelijk, terwijl daar bij GL met een oude kern van anti-democratische kaderleden twijfel over bestaat (5). D66 is een coherente partij met een niet al te aansprekende leider, terwijl GL een onsamenhangende partij met gefragmenteerd gedachtengoed en een sterke leider is (6).

Deze opsomming geeft aan hoe lastig kiezen het al is tussen twee partijen die programmatisch dicht bij elkaar liggen. Het is niet makkelijk te beantwoorden wat een kiezer het zwaarste moet laten wegen. Tegen het einde van een campagne wordt de inschatting van de kwaliteit van partij en leider steeds belangrijker. Hoe opereren ze strategisch en sorteren ze verstandig voor op de onderhandelingen na de verkiezingen? De PVV kan de grootste of op een na grootste partij worden, maar heeft zich buitenspel gemanoeuvreerd door een harde politieke en persoonlijke toon naar de andere partijen. Fouten worden afgestraft en kiezers haken graag aan bij een leider of partij die het beeld van een winnaar vertoont en perspectief heeft voor na de verkiezingen.

Als Jesse Klaver (GL) zich in m’n ogen niet waarmaakt of de beslissing neemt om de toenadering van de PvdA en SP te gedogen en goed te praten zal ik in gedachten GL van mijn shortlist schrappen. Als Alexander Pechtold (D66) teleurstelt in debatten of interviews dan maakt dat nog geen verschil omdat zijn kwaliteit niet de reden is dat D66 op mijn shortlist staat. Maar als D66 als partij beslissingen neemt over vrijzinnigheid, de EU of directe democratie die afwijken van wat ik van die partij op z’n minst verwacht, dan schrap ik D66. Nieuwe partijen kunnen op m’n shortlist komen als ze de kenmerken vertonen die ik van een partij verwacht. Rechts-populistische of christen-democratische partijen zullen dat niet zijn omdat die voor mij de verkeerde kenmerken vertonen. Als op 15 maart 2017 geen enkele partij meer op mijn shortlist blijkt te staan, dan ga ik niet stemmen. Niet door een tekort aan politieke interesse, maar vermoedelijk door een teveel eraan.

Foto: Uitkijkposten aan boord van HMS Ashanti dat een Sovjet-convooi escorteert, maart 1942.