
Volgens Nu.nl denkt het OM na over vervolging van de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) naar aanleiding van een oordeel van het College van de Rechten van de Mens over de weigering van de EGU en Zaalverhuur 7 dat de verhuur in het gebouw Boothstraat 7 coördineert om COC-jongeren een zaal te verhuren. Het College -dat opereert op het terrein van advies, onderzoek en voorlichting- oordeelt: ‘Godsdienstvrijheid is een groot goed in Nederland. Dat neemt niet weg dat als een kerkgenootschap besluit de ruimten van een kerk openbaar aan te bieden, hij huurders in principe niet mag weigeren. (..) Het kerkgenootschap stelt dat het niet zozeer de COC-werkgroep afwijst, maar de activiteiten die de werkgroep wil uitvoeren. (..) In dit geval is staat echter niet vast dat de COC-werkgroep is afgewezen vanwege de activiteiten die zij wilde organiseren. (.) Daarom oordeelt het College dat het kerkgenootschap en de Zaalhuur7 de jongeren niet hadden mogen weigeren.’
Het OM kan uitzoeken of er sprake van discriminatie is. Maar wordt dit geen onnodig theoretische discussie tussen volwassenen met een hoog scherpslijperij-gehalte? Hoe belangrijk is dit debat in de praktijk van een stad als Utrecht waar volop zalen te huur zijn? Waarom wil de COC-werkgroep juist bij de EGU waarvan het op voorhand kan weten dat het afwijzend staat tegenover seksuele diversiteit een zaal huren? Is dat naïviteit, provocatie of het opzoeken van een confrontatie? Moet het OM hier haar kostbare tijd aan besteden?
Schadelijker zijn de kinderdiensten die de EGU aanbiedt. Religieuze organisaties hebben er belang bij om kinderen zo vroeg mogelijk in hun invloedssfeer te trekken. Begin 20ste eeuw was er binnen de katholieke kerk een debat wat de jaren des onderscheids zijn. Belangrijk met betrekking tot het toelaten van kinderen tot de sacramenten van de communie en de biecht. Wikipedia: ’Sommigen beweerden dat men in de jaren des onderscheids (minimaal twaalf jaar) moest zijn om oprecht te kunnen biechten en dat men een volledig begrip van het geloof moest hebben om ter communie te kunnen gaan. Deze beide opvattingen werden door Pius X als een dwaling aangemerkt.’ De paus stelde de leeftijd voor de eerste Heilige Communie vast op ongeveer zeven jaar. In de katholieke kerk werd deze leeftijd de ondergrens, waarbij opmerkelijk is dat ‘niemand een volledige kennis van het geloof hoeft te hebben om toegelaten te worden tot de onderhavige sacramenten’.
De EGU ziet kinderen als een verlengde van de eigen doelstelling: ‘Wij vinden kinderen belangrijk. Zij zijn de toekomst van onze gemeente.’ Kinderen worden dienstbaar gemaakt aan een doel dat niet primair hun doel is en waarbij hun ontwikkeling, individualisme en eigenheid niet vooropstaat. De EGU biedt programma’s aan die gericht zijn op baby’s (0-2 jaar), peuters (2-4 jaar), kleuters (4-6 jaar) en midden/bovenbouw (6-12 jaar). Hoe dat werkt volgt uit de toelichting van ‘een kinderkring voor meisjes vanaf 8 jaar’: ‘een dynamisch meerjarig programma dat de kinderen zal helpen stappen te nemen in hun groei naar geestelijke volwassenheid.’ en hoe het voelt ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid.’
Dit gaat niet over een verbod dat kinderen totdat ze de jaren des onderscheids hebben bereikt weggehouden moeten worden uit de sfeer van een religieuze organisatie waarvan de ouders deel uitmaken. Da’s een te krachtige ingreep die zich slecht verhoudt met de vrijheid van godsdienst. Maar kinderen hebben wel rechten. De toelichting bij artikel 14 van de Kinderrechten zegt: ‘Maar in het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’
De grens van wat aanvaardbaar is voor kinderen in een religie ligt tussen stimuleren en dwingen. Gelovige ouders of een religieuze organisatie mogen kinderen aansporen, maar niet in een dwingend programma binden. Het dienstbaar maken van meisjes vanaf acht jaar gaat verder dan stimuleren en is feitelijk onderwerping. Nodig is een grootschalig wetenschappelijk onderzoek waarin cursussen en programma’s van religieuze organisaties voor kinderen tot 12 jaar doorgelicht worden en bekeken wordt hoe maatschappelijk aanvaardbaar en in lijn met de kinderrechten deze zijn. In onderling overleg tussen onderzoekers, religieuze organisaties en overheid kan een leidraad opgesteld worden met aanbevelingen en verboden. Een uitkomst zou kunnen zijn dat er voortaan geen programma’s en cursussen meer aangeboden wordt aan kinderen tot acht jaar die verder gaat dan neutrale oriëntatie op andere religies en levensovertuigingen. Vanaf 12 jaar kan dan de catechisatie gegeven worden. Kinderen moeten zo vrij en neutraal binnen de religieuze organisatie kunnen verkeren. Als een specifieke religieuze organisatie dat idee niet deelt kan het OM optreden. Zinvol.
Foto: Schermafbeelding van kinderdienst van de Evangelie Gemeente Utrecht, 11 september 2014.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...