Raad voor Cultuur is afwijzend in advies over Museum Oud Amelisweerd. Vooral over de samenhang met de Armando Collectie

Chinees_behang_oud_amelisweerd_15

Het bleef vorige week onder de radar in de commotie over De Appel, Het Scheepvaartmuseum, Het Nieuwe Instituut en het positieve en negatieve nieuws over het EKWC, maar Museum Oud Amelisweerd (MOA) kreeg negatief advies van de Raad voor Cultuur. Het had gevraagd om 125.000 euro en kreeg nul op het rekest. Het advies is interessant omdat het niet alleen inzicht geeft in het functioneren van dit museum en schetst hoe slecht het er financieel voorstaat, maar ook weinig heel laat van het concept wat eraan ten grondslag ligt.

De raad vindt de samenhang tussen het landhuis, het Chinese behang en de Armando Collectie gezocht en onvoldoende uitgewerkt. Naar de mening van de raad vormt het landhuis in combinatie met het landgoed en het behang een waardevol ensemble. De raad is echter niet overtuigd van de museale samenhang met de Armando Collectie die het museum beoogt. Wel is hij van mening dat MOA een grote betekenis heeft voor de regio Utrecht en een toegevoegde waarde levert aan de lokale culturele infrastructuur.’ Een snoeiharde inzet. De raad ontkent samenhang in het concept dat bestaat uit het landhuis, antiek Chinees behang en de Armando Collectie. Omdat vooral de ‘museale samenhang‘ met de Armando Collectie wordt betwijfeld komt dit des te harder aan omdat dit de ontstaansreden voor het museum was. Feitelijk wordt hier gezegd dat de Armando Collectie er bij de haren is bijgesleept. Dit is zeker geen kritiek die voor het eerst klinkt, maar door bestuur en directie van het museum en de Utrechtse cultuurwethouder stelselmatig wordt weggewimpeld.

Naast de observatie dat het MOA de plannen kwalitatief en kwantitatief niet voldoende heeft onderbouwd en het MOA educatief sterk lokaal gericht is, mist de raad ondernemerschap: ‘De liquiditeit, de solvabiliteit en het weerstandsvermogen van MOA zijn laag. Dit heeft een hoog financieel risico tot gevolg. Bovendien is het museum pas twee jaar geopend. De raad heeft onvoldoende zicht op hoe het museum zich verder gaat ontwikkelen.’ En: ‘MOA is een jonge organisatie en heeft in de beginfase nog geen sluitende begroting kunnen overleggen. De financiële positie is vooralsnog onzeker. MOA had in 2013, 2014 en 2015 een negatief exploitatieresultaat. Het museum heeft een lage liquiditeit en solvabiliteit, en een laag weerstandsvermogen.’

Opvallend is dat de raad bepleit dat MOA zich gezien de hoge kwaliteit van het Chinese behang richt op ‘op buitenlandse, met name Chinese bezoekers’. De raad ziet dat zelfs als ‘een logische stap’. Dat komt overeen met de pleidooien op dit blog uit 2011 voor een Museum voor Chinoiserie en uit 2012 voor een Chinahuis. De raad redeneert vanuit het totale Nederlandse museumaanbod en ziet daar kansen. Het vindt dat MOA zijn reikwijdte zou moeten verruimen door de blik niet lokaal, maar internationaal te richten. Uit dit advies om zich te richten op Chinese bezoekers en de kritiek op de museale samenhang met de Armando Collectie volgt het stilzwijgende advies dat de Armando Collectie weinig te zoeken heeft in een Museum Oud Amelisweerd.

NB: Zie hier voor diverse blogpostings over Museum Oud Amelisweerd.

Foto: Fragment van het antieke Chinese behang in landhuis Oud-Amelisweerd, Bunnik. Credits: Hugo de Wijs.

Antwoorden over Oud-Amelisweerd pleiten voor Chinahuis

Schriftelijke vragen van de VVD’er Jesper Rijpma over Museum Oud-Amelisweerd zijn beantwoord. De antwoorden van het College benadrukken het belang van het Chinese behang en de contacten daarover met Chinese overheden en bedrijven. Het perspectief dat door de vragen heenschemert komt neer op een pleidooi voor de oprichting van een Museum voor Chinoiserie zoals dat ook hier een half jaar geleden werd bepleit.

Eerder al hield de bestuursvoorzitter van de Stichting Museum Oud-Amelisweerd James van Lidth de Jeude op de RIA over Oud-Amelisweerd van 31 januari 2012 een betoog dat het belang van de China voor onder meer de fondsenwerving aanprees. Zijn argumentatie kwam toen uit bij de economische relatie met China. Alsof-ie een Museum voor Chinoiserie toejuichte. De provincie Utrecht kent een jumelage met de provincie Guangdong en op Chinees regeringsniveau lijkt Oud-Amelisweerd prominent in beeld. Zoals de antwoorden suggereren.

Waar laat die aandacht voor China, de economische kracht van de Chinezen en de mogelijkheden tot internationale samenwerking tussen Nederland en China de Armando Collectie? Sinds 2010 is het belang van Armando geleidelijk afgeschaald. Wat eerst een Armando Museum zou worden, werd toen een Museum dat de Armando Collectie huisvestte en draagt nu het perspectief in zich van een museum dat het bestaansrecht aan China ontleend. Tot nu toe is het Museum Oud-Amelisweerd gevoed vanuit het Armando Museum Bureau. Maar een ander inhoudelijk accent vraagt om andere expertise die beter bij dat nieuwe accent past.

Hopelijk zijn de antwoorden voor de Utrechtse raad aanleiding om te doen waar het tot nu toe niet aan toegekomen is. Namelijk verzoeken om een debat over de bestemming van Oud-Amelisweerd. Sinds 2010 is er door vele partijen zakelijk en zinvol gepraat over de voorwaarden waaronder een Museum Oud-Amelisweerd kan functioneren. Dat staat. Binnen die contouren is het nu tijd om over de bestemming te praten. De Stichting Museum Oud-Amelisweerd biedt door de gekozen open opzet zicht op de mogelijkheid dat Museum Oud-Amelisweerd eenduidig kiest voor China en een duidelijk profiel als Chinahuis krijgt.

Resterende vragen over het klimaat en de reserves worden flets beantwoord. Door de plannenmakers is tot nu toe ontkend dat het museum vanwege de vorst gesloten zou worden. Nu wordt erkend dat bij vorstdagen activiteiten naar het koetshuis worden verplaatst. Dat eerst ontkennen tegen beter weten in en nu toegeven maakt geen professionele indruk. Het vraagt om een nieuwe doorrekening die denkt in de richting van kleinschaligheid. De bewering dat de organisatie ‘ernaar streeft om vanaf het eerste jaar een reserve te gaan opbouwen’ is een cirkelredenering. Juist een organisatie die financieel krap zit kan geen reserve opbouwen.

Foto: Keramiek uit Shiwan-Foshan in de Chinese provincie Guangdong