Gedachten bij foto [Gepensioneerd (sinds 2 jaar) gemeente-ontvanger van Terneuzen J.C.J. (Jan) Olijslager maakt op verzoek van het gemeentebestuur een maquette van “Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over 5 of 6 jaar”], 1962

Gepensioneerd (sinds 2 jaar) gemeente-ontvanger van Terneuzen J.C.J. (Jan) Olijslager maakt op verzoek van het gemeentebestuur een maquette van “Terneuzen tot Sluiskil, de toestand over 5 of 6 jaar”, schaal 1:1000, 9 x 6 m. Met een “uitheems” eigengemaakt instrument meet hij de hoogten van de huizen op.’ 1962. Collectie: Beeldbank Zeeland.

Deze man met sigaar staat in 1962 op de markt van Terneuzen. Het is de gepensioneerde gemeente-ontvanger Jan Olijslager. Op de achtergrond zijn de bovenkant van de Grote Kerk aan de Noordstraat, de breiwinkel Van de Bruele, links daarnaast kantoorboekhandel Van Aken en achter hem Hotel Centraal (nu Café Ter Nose) zichtbaar.

Het bijzondere aan deze foto is dat die op geen enkele manier bijzonder is. Jan Olijslager houdt een houten of kunststoffen winkelhaak op armlengte voor zijn gezicht. Volgens de omschrijving van de foto is hij bezig met het maken van een maquette. Bij een artikel van de Stem van 28 juli 1962 wordt deze foto geplaatst met een begeleidende tekst.

Opmerkelijk is in het project de vermenging van realiteit en fantasie die uit een artikel in de PZC van 15 oktober 1964 blijkt. Enerzijds werkt Olijslager ‘tot in detail‘ en ‘op de millimeter nauwkeurig‘, maar anderzijds wijkt de bouwer daarvan af door op ontwikkelingen vooruit te lopen waarvan het nog maar de vraag is of die ooit plaatsvinden. Hij voegt nog te bouwen woonblokken in de Serlippenspolder toe en laat de 195 meter lange de Statendam door het nieuwe sluizencomplex varen waar het nooit zal varen. Overigens wordt het sluizencomplex bij Terneuzen op dit moment opnieuw vergroot. Hier te zien op een livestream.

Schermafbeelding van deel artikelOlijslager bouwt “zijn” Terneuzen nauwkeurig na in reuzen-maquette‘. PZC, 15 oktober 1964.

De bouwer van de maquette deed aan utopisch realisme dat blijkbaar in die tijd zo in zwang was bij beleidsmakers. Zijn maquette had als doel om het verleden met de toekomst te verbinden en die nieuwe mix zichtbaar te maken. De verbeelding was niet alleen bij de jongeren aan de macht, die daar overigens wat anders mee bedoelden, maar vooral bij ouderen en bestuurders. Hun visie stond haaks op het uitgangspunt om het klein te houden. De bomen moesten tot in de hemel groeien. Kleinschaligheid werd gezien als ongewenst en iets van het verleden.

Terneuzen was in de jaren 1960 door de rijksoverheid aangewezen als groeigemeente. Een artikel van ‘Oud Terneuzen’ dat de toenmalige veranderingen schetst zegt daarover het volgende en leest als een aangekondigde ramp voor de hedendaagse verloedering: ‘Het college B&W stelde vast dat Terneuzen eindelijk was veranderd van een slapend provinciestadje tot in een moderne, bedrijvige stad. En daar past een modern centrum bij met een overdekt winkelcentrum en ruime parkeergelegenheid, “het centrum van Terneuzen moest vernieuwen” klonk in raadzaal van Terneuzen‘.

Rond die tijd toen welvaart en bedrijvigheid in Nederland toenamen gingen steden op de schop. Als een Rupsje Nooitgenoeg van projectontwikkelaars, aannemers, investeerders, politici en futurologen werd de moderniteit als lichtend voorbeeld binnengehaald. Nadelen van de snelle verandering werden genegeerd. Het land veranderde razendsnel van een agrarische in een industriële- en handelsnatie. Het schaalmodel van de tekentafel werd opgeschaald. Met realisme én fantasie.

Belgische theatermakers verklaren dat actie met vervalste Picasso geen publiciteitsstunt is. Maar hun dramaturgische uitleg rammelt

Update 13 januari 2020: Ik had in onderstaand commentaar van november 2018 geen goed woord over voor de Belgische theatermakers Bert Baele en Yves Degryse. Ik vond hun intenties verkeerd, hun dramaturgische uitleg ondermaats en hun handelen onethisch. Nu is er een interview in NRC met de Roemeens-Nederlandse schrijfster Mira Feticu die ze vanwege marketing van hun voorstelling voor de gek hielden. Ze stuurden haar naar Roemenië om haar er een vervalste Picasso op te laten graven. Wat er met Fiticu gebeurde die in goed vertrouwen handelde maakt het er alleen nog maar erger op. Zij verloor haar baan en haar huis door deze twee Belgische theatermakers. Ze wilden niet inhoudelijk reageren op het interview in NRC. Een kanttekening, als Fiticu zegt dat ze Nederlandse humor af en toe flauw vindt. Daar gaat het hier niet om, de flauwe humor was in dit geval Belgisch. Hopelijk zijn Bert Baele en Yves Degryse inmiddels tot het inzicht gekomen dat ze zo niet met mensen om kunnen gaan. Ze zouden zich rot moeten schamen voor hun onverantwoord gedrag. 

Hoe waarachtig is bovenstaande verklaring van het Belgische theatercollectief BERLIN over de vervalste Picasso? Bert Baele en Yves Degryse ontkennen dat het om een publiciteitsstunt gaat, maar hoe geloofwaardig is dat als ze door hun actie intussen volop publiciteit hebben gekregen voor hun voorstelling ‘True Copy’ over kunstvervalser Geert Jan Jansen? Een bericht van RTV Rijnmond komt tot een tegengestelde conclusie en kopt: ‘Belgische theatermakers: ‘Vondst gestolen Kunsthal-Picasso is publiciteitsstunt’. Vooral schrijfster Mira Feticu voelt zich benadeeld. Ze werd in de actie betrokken door een brief van BERLIN die haar op het spoor zette van Picasso’s Tête d’Arlequin die in Roemenië verborgen zou zijn. Het werk werd in 2012 uit de Rotterdamse Kunsthal gestolen. Feticu is woedend en niet te spreken over de actie van de theatermakers.

Dit soort nepnieuws in de kunsten vanwege publicitaire overwegingen begint een patroon te worden. In mei 2018 zocht Museum Het Markiezenhof in Bergen op Zoom de publiciteit met een in scène gezette vondst van een oud boek. Het museum had dat boek zelf verstopt om het zogenaamd bij renovatiewerkzaamheden te vinden. Mede omdat de cultuurwethouder in het complot zat kwam er veel kritiek op. De wethouder gaf achteraf zijn schuld toe door te zeggen dat hij een verkeerde keuze had gemaakt door eraan mee te werken.

In de VS is president Trump verworden tot een volwaardige pathologische leugenaar die zakelijke kritiek op zijn functioneren via een omkering van waarden probeert te weerleggen door de boodschapper van de kritiek te betichten van nepnieuws. Het is een ernstig maatschappelijk probleem. De journalistiek staat van vele kanten onder druk. Media moeten om economische redenen bezuinigen en journalisten ontslaan zodat het inboet aan kwaliteit. Links- en rechts-radicale groepen betwisten de onafhankelijkheid van gevestigde media. Sociale media verdringen door hun dynamiek delen van oude media door het creëren van deelwerkelijkheden met deelwaarheden. Het idee van de waarheid die voor allen geldt wordt bewust en onbewust ondermijnd.

Nu voegt zich in dat koor dat aan de stoelpoten van de oude media en het idee van de waarheid zaagt het Belgische theatercollectief BERLIN dat in de verklaring ontkent de publiciteit te hebben gezocht of zich te hebben bediend van nepnieuws omdat de ‘actie voor ons een onderdeel van de voorstelling’ is. Dat is een onechte uitleg omdat het hiermee de eigen verantwoordelijkheid afschuift. Want dat zou betekenen dat  een voorstelling, tentoonstelling of uitzending per definitie elke leugen of onwaarheid rechtvaardigt. Maar dat is niet zo. Ook niet als de thematiek van vervalsing, leugen of waarheid het onderwerp van een voorstelling is.

De verklaring bevat raadselachtige zinswendingen die vragen oproepen over de zorgvuldigheid en de oprechtheid van de makers. Zoals ‘In True Copy laat BERLIN verschillende werelden en realiteiten op het podium samenvloeien’. Wat dat mag betekenen en wat het met de publiciteitsactie van de vervalste Picasso in Roemenië te maken heeft is niet op voorhand duidelijk. In het theater gaat het immers maar om één werkelijkheid, namelijk de theaterwerkelijkheid die in zichzelf gesloten is en bronmateriaal kan ontlenen aan vele werelden en werkelijkheden. Maar die werkelijkheid op het podium staat niet in direct contact met de werkelijkheid buiten het podium in Roemenië. Een andere raadselachtige zinswending is dat in de voorstelling ‘non-fictie vaak naadloos overvloeit in fictie’. Opnieuw valt lastig na te gaan wat de theatermakers hiermee bedoelen, maar opnieuw bezondigen ze zich aan lui of onzorgvuldig denken. Zeggen ze wat anders dan ze bedoelen en bedoelen ze wat anders dan ze zeggen? Want de voorstelling is fictie die als bronmateriaal delen uit de werkelijkheid, te weten non-fictie gebruikt. Dat loopt niet naadloos in elkaar over, maar valt op elk moment en op elk niveau te onderscheiden. Zelfs in de identificatie van de toeschouwer met ‘de vervalser’.

Dat beide theatermakers de kunsthandel kritisch benaderen is verdienstelijk en een geschikt onderwerp voor een theaterstuk, maar ze overspelen hun hand als ze dat koppelen aan de actie met de vervalste Picasso die ze geen publiciteitsstunt willen noemen. Hoe dan ook hebben ze de actie opgezet met het oog op de voorstelling. De verhaallijn van de vervalste Picasso kan binnen de voorstelling weliswaar een onderwerp zijn, maar kan nooit samenvloeien met de werkelijkheid buiten de voorstelling waardoor fictie en non-fictie in elkaar overvloeien. Dat is per definitie onmogelijk. Daarom is de verklaring fantasie. Baele en Degryse hadden zich beter rekenschap moeten geven van de wereld buiten de theaterwerkelijkheid voordat ze deze actie planden en uitvoerden. Het kan dat de belangstelling voor hun voorstelling toeneemt, maar de journalistiek en waarheid zijn het kind van de rekening. Ze schaden het algemeen belang. Zo bereiken de theatermakers het omgekeerde van wat ze zeggen te beogen, namelijk het koesteren van ‘de waarde van waarheid’.

Foto: Schermafbeelding van verklaringMEER OVER TRUE COPY’S ‘TÊTE D’ARLEQUIN’ van BERLIN.

Vreemde motie over ‘storytelling’ in Bergse raad. Het ging toch om verspreiden van nepnieuws door wethouder en museumdirecteur?

Bovenstaande motie werd afgelopen donderdag 7 juni 2018 in stemming gebracht in de gemeenteraad van Bergen op Zoom door Lijst Linssen en gesteund door Steunpunt Bergen op Zoom, en verworpen aldus een bericht in BN De Stem. De motie verwijst naar een recente actie van het plaatselijke Museum Het Markiezenhof. Een oud boek zou bij renovatie in het museum ontdekt zijn, maar bleek een publiciteitsstunt te zijn. Niet alleen museumdirecteur Cees Meijer, maar ook wethouder Arjan van der Weegen van de grootste fractie GBWP kregen van alle kanten het verwijt nepnieuw te verspreiden. Vooral wethouder Van der Weegen kreeg kritiek omdat hij het vertrouwen in het openbaar bestuur beschaamd zou hebben. Achteraf betuigde hij spijt en gaf hij toe dat hij fouten had gemaakt en het nooit meer zo zou doen. Zie hier voor mijn commentaar.

De motie gaat over het instrument ‘storytelling’ en roept onder verwijzing naar de kwestie in Museum Het Markiezenhof het gemeentebestuur op daarvan tijdelijk af te zien. De motie reduceert ‘storytelling’ tot een instrument van gemeentelijk toeristisch beleid. De motie bevat een misverstand als het zegt dat ‘Aan het concept ‘storytelling ‘ momenteel een zodanig negatief imago kleeft, dat continuering daarvan op dit moment geen positieve bijdrage levert aan het toeristisch imago van onze gemeente.’ Dit gaat voorbij aan wat ‘storytelling’ voor een museum kan betekenen. Het is duidelijk dat door museumdirecteur Cees Meijer en wethouder Arjan van der Weegen fouten zijn gemaakt die het imago van museum en gemeentebestuur negatief hebben beïnvloed. Maar onduidelijk is hoe dit tot de conclusie kan leiden dat hiermee het concept van ‘storytelling’ zou zijn belasterd en niet kan worden gecontinueerd. De motie praat namelijk om de kern van het probleem heen. De oorzaak voor het negatieve nieuws en de vertrouwensbreuk tussen gemeente en burgers is niet het concept ‘storytelling’, maar het verspreiden van nepnieuws door museumdirecteur en wethouder. Valide ‘storytelling’ zou er juist voor kunnen zorgen dat het vertrouwen in het gemeentebestuur hersteld wordt dat door het verspreiden van nepnieuws door wethouder en museumdirecteur is aangebracht.

Storytelling’ gaat niet om liegen en het bewust verkeerd voorstellen van de realiteit, maar om vertellen en presenteren van een verhaal daarbij uitgaande van verhaalelementen die niet strijdig zijn met de realiteit. Er kan best een niet bestaande wereld opgeroepen worden die de beleving van de bezoeker prikkelt, maar voorwaarde is dat de elementen niet strijdig zijn met de feiten. Daarom is het vreemd dat de motie zich focust op ‘storytelling’ dat niet de kern van het probleem was en voorbijgaat aan het verspreiden van nepnieuws door een wethouder. Zo kan zelfs een op het eerste gezicht kritische motie uitgelegd worden als een afleiding die zichzelf het bos instuurt. Deze motie heeft de suggestie van bijten, maar bijt vooral zichzelf in de staart.

Foto: Schermafbeelding van de verworpen motieMotie vreemd aan de orde van de dag inzake storytelling’ ingediend door Lijst Linssen in de gemeenteraad van Bergen op Zoom, 7 juni 2018.

Bergse wethouder en museumdirecteur Het Markiezenhof verspreiden nepnieuws. In hun drang om te scoren met marketing

Het gemeentebestuur van Bergen op Zoom en het lokale museum doen aan het verspreiden van nepnieuws. Het gaat om een oud boek dat in het Museum Het Markiezenhof gevonden zou zijn tijdens een renovatie. Maar het is in scène gezet. Het gemeentebestuur heeft de waarheid ondergeschikt gemaakt aan de marketing.

In de onderste video onthullen wethouder Arjan van der Weegen (GBWP) en museumdirecteur Cees Meijer de vitrine met het symbolische ‘geheimenboek’. Een toneelstukje voor twee heren die niet weten hoe ze zich moeten gedragen en niet beseffen dat hun kortetermijnbelang het langetermijnbelang schaadt. Bedrog hoort niet tot de kerntaken van een wethouder. Bedrog beschadigt de betrouwbaarheid van het openbaar bestuur.

Van der Weegen geeft achteraf zijn fout toe. In een bericht van BN De Stem zegt hij: ‘Ik ben erg geschrokken van wat dit te weeg heeft gebracht. Achteraf bezien moet je concluderen dat dit wellicht een verkeerde keuze is geweest.’ Dat is de klassieke ontwijking van de bestuurder. Hij betreurt niet zijn fout, maar het feit wat het teweeg heeft gebracht. Dat ‘wellicht’ is niet echt het ruiterlijk toegeven van een fout. De raad roept Van der Weegen ter verantwoording. Kwalijk is wat museumdirecteur Cees Meijer zijn medewerkster Daphne Valentijn heeft aangedaan. Hij heeft haar de opdracht gegeven om te liegen en een kulverhaal op te hangen. Het is niet Valentijn, maar Meijer die door de mand valt. Wat hij haar aandoet is een museumdirecteur onwaardig.

In een hoofdredactioneel legt BN De Stem uit dat het verwerpelijk is wat de wethouder heeft gedaan. Des te zorgelijker in tijden van Donald Trump en diens elke dag aangroeiende stroom leugens. Niemand kan volhouden dat nepnieuws geen ernstig probleem is. Het gemeentebestuur van Bergen op Zoom heeft in deze zaak dus niet alleen verkeerd gehandeld, maar mist ook de politieke antenne om juist te handelen. Want anders had het dit niet gedaan. Vooral dat laatste aspect baart zorgen voor de toekomst. Want valt zo’n bestuur nog wel op voorhand te vertrouwen nu de twijfel eenmaal gezaaid is? En zoals BN De Stem opmerkt in het hoofdredactioneel is door deze marketingtruc buiten haar schuld om ook de geloofwaardigheid van media die hier verslag van hebben gedaan beschadigd. Dit alles valt wethouder en museumdirecteur te verwijten.

Foto: Deel van hoofdredactioneel commentaareen overheid moet geen nepnieuws verspreiden’ in BN De Stem, 23 mei 2018.

Claudia van Steenpaal uit dorpsraad Nieuw Vossemeer gezet. Bewustwording over status en functioneren dorpsraden gevraagd

Leden van dorpsraden worden niet gekozen, maar gevraagd. Dorpsraden zijn niet gebonden aan enige politieke of religieuze richting en proberen zich zo neutraal mogelijk op te stellen. Ze zijn zoveel mogelijk een afspiegeling van de samenstelling van de bevolking. Aldus een omschrijving van de dorpsraad Dinteloord en Prinsenland, net als Nieuw Vossemeer onderdeel van de West-Brabantse gemeente Steenbergen.

Claudia van Steenpaal citeert een brief die voorzitter Juul Verhallen van de dorpsraad Nieuw Vossemeer haar stuurde. Ze is uit de dorpsraad gezet. Reden die hij geeft: ‘In de vluchtelingendiscussie hebben wij een heel andere mening dan jij, wij willen daar absoluut afstand van nemen.’ Tot 8 juli 2014 was Verhallen voorzitter van de lokale partij Gewoon Lokaal, de grootste fractie in de raad van Steenbergen die met VVD, CDA, D66 en Steenbergen Anders de coalitie vormt. Volgens een bericht in BN De Stem heeft de partij nog geen standpunt ingenomen, maar zijn ‘de individuele fractieleden uitgesproken voorstander van een azc in Steenbergen’.

De vraag die Verhallens brief oproept gaat niet over het functioneren of de opstelling van Van Steenpaal of de komst van een asielzoekerscentrum, maar over het functioneren van dorpsraden als informele bestuurslaag. Wat is de status en de werking van een dorpsraad? Hoe open en democratisch gaat het eraan toe? Worden er procedures gevolgd en wie houdt er toezicht op? Hoe kan het dat iemand met een sterk politiek profiel als Juul Verhallen voorzitter kan worden van een dorpsraad die zich neutraal dient op te stellen? Is Van Steenpaal zonder recht op beroep of gelegenheid om zich te verdedigen uit de dorpsraad gezet? Mag een voorzitter dat eenzijdig doen? Door wie is zij benoemd en wat zijn de voorwaarden van zo’n benoeming? Hoe heeft zij die voorwaarden geschonden? Als Van Steenpaal uit de dorpsraad wordt gezet vanwege haar opstelling tegen een azc is de dorpsraad dan nog een afspiegeling van de samenstelling van de bevolking van Nieuw Vossemeer?

Hoe deze kwestie op te lossen? Het is gewenst de bewustwording over de status van dorpsraden te vergroten. Leden ervan worden weliswaar niet gekozen, maar zoals uit deze kwestie blijkt stellen de leden ervan zich niet strikt a-politiek op. Dat is ook onmogelijk. Juist het ingrijpen van Juul Verhallen door de benoemde Claudia van Steenpaal uit de dorpsraad te zetten verduidelijkt dat een dorpsraad soms lijnen van lokale partijpolitiek volgt. Dan zouden verkiezingen voor de dorpsraad eerlijker en minder schimmig zijn. Juist de verhulde vermenging van partijpolitiek en ongebondenheid maakt een dorpsraad kwetsbaar en werking ervan beperkt.

Breda laat zich chanteren door professioneel voetbal. Waarom?

Begrijpt u het dilemma? Professionele voetbalclubs en lokale politiek zijn verstrengeld. Mark van den Heuvel heeft gelijk dat dat ongewenst is en niet zo zou moeten zijn. Want de lokale politiek is niet meer vrij om te handelen. Toch is dat de Nederlandse realiteit. Des te vreemder is het dat deze kritiek al jaren klinkt, maar er in praktijk weinig verandert. De lokale politiek laat zich chanteren door de volksgunst en een dreigende steen door de ramen bij een kritische wethouder of raadslid. Het durft geen ‘nee’ te zeggen als het dat vanwege financiële redenen al zou kunnen. Merkwaardig is dat zo’n dilemma nooit bestaat als het om kunst gaat. Zoals bij de sluiting of de sanering van het Breda’s museum. Dan wordt door de bestuurders ineens rationaal geredeneerd. Maar bij professioneel voetbal dat op commerciële basis draait lukt dat deze bestuurders niet.

Kunst openbare ruimte Bergen op Zoom: weerstand wijkcommissies

zonder titel PD 1

Komt er wel of niet in Bergen op Zoom een kunstwerk in het gebied van de Noordelijke wijken Meilust, Tuinwijk en Noordgeest? Domweg twee berichten over kunst in de openbare ruimte met woordvoerders die het tegenovergestelde beogen. Feitelijk zijn er vijf posities: gemeente, uitvoerende stichting, wijkcommissies, bewoners en kunstliefhebbers/ kunstenaars. Deze verdeling van vijf werkelijkheden naast elkaar tekent de onoverzichtelijkheid en maakt het plaatsen van kunst in de openbare ruimte complex. Waar gaat het over?

Op 17 december brengt de gemeente naar buiten dat er een kunstwerk komt in Noord. De Stichting KidOR (Kunst in de Openbare Ruimte) krijgt volgens BN De Stem van de gemeente opdracht voor de coördinatie. Het maakt er 75.000 euro voor vrij. KidOR-voorzitter Cees Vanwesenbeeck vindt dat ‘veel te weinig’: ‘Wij gaan voor kwaliteit. Daarom willen wij minimaal hetzelfde bedrag loskrijgen van andere subsidiegevers, zoals de provincie.‘ Vanwesenbeeck geeft aan dat dit in tijden van economische tegenspoed niet makkelijk zal zijn. Hij zegt een zeker een half jaar uit te trekken voor de voorbereiding. Zoals het benaderen van kunstenaars via vakblad BK-Informatie. Het thema wordt ‘verbinding’. Een exacte beschrijving van de opdracht ontbreekt nog.

Op 19 december reageert de voorzitter van wijkcommissie Tuinwijk Anita Hoppenbrouwers ook namens de wijkcommissies Meilust en Noordgeest. Volgens BN De Stem vindt zij de uitgave van 75.000 euro aan een kunstopdracht belachelijk in tijden van bezuiniging. Ze zegt dat het project niet welkom is en de commissies er aan mee weigeren te doen. Haar bezwaren tegen de besteding van 75.000 euro lijken niet principieel als ze zegt dat het geld beter gebruikt kan worden aan leefbaarheid. Zoals buitentrimtoestellen. ‘Daar heeft iedereen wat aan‘. Daarmee suggererend dat kunst in de openbare ruimte de leefbaarheid niet ten goede komt.

Wethouder Arjan van der Weegen (Lokale partij GBWP) legt uit dat hij de grieven begrijpt, maar dat de 75.000 euro al lang geleden was gereserveerd voor dit kunstproject. En volgens hem is het de opzet dat KidOR met de wijken in gesprek gaat over de verdere omschrijving van de opdracht. Bewoners hebben inspraak.

Anita Hoppenbrouwers’ reactie is tekenend. Een voorbeeld van het misverstand dat kunst in de openbare ruimte vaak treft. Soms aangezwengeld als bewoners in hun directe leefomgeving een kunstwerk door de strot wordt geduwd. Soms ook door vijandigheid van bewoners jegens kunst. Het idee dat iedereen wat aan buitentrimtoestellen heeft is even onjuist als het idee dat iedereen wat aan kunst in de openbare ruimte heeft. Algemeen belang kan nooit alle inwoners dienen. Tegen elke maatregel is oppositie. Het valt Hoppenbrouwers te verwijten dat ze zich onvoldoende verplaatst in het belang van de stad. Voordat KidOR haar uitnodigt voor een gesprek. Individuele bewoners en kunstenaars zwijgen tot nu toe. De anderen spreken namens anderen.

De oplossing uit de impasse kan de volgende zijn. Laat KidOR als coördinerende instelling proberen het budget op te hogen tot 125.000 euro. Ga niet uit van een klassiek beeld. Geef vervolgens zonder competitie een sociale kunstenaar als Jeanne van Heeswijk, Frank Koolen of Domenique Karl Himmelsbach de Vries opdracht om met alle bewoners een project te ontwikkelen. Neem het ongenoegen van Anita Hoppenbrouwers tegen kunst als uitgangspunt. Vul het thema verbinding zo in dat alle partijen verbonden worden: gemeente, uitvoerende stichting, wijkcommissies, bewoners en kunstliefhebbers/ kunstenaars. Einddoel is de bewustwording van de verschillen. In de vorm van een boek, film of Facebook-pagina.

Foto: Piet Dieleman, zonder titel. Bergen op Zoom, 1997.

Sluiting Breda’s museum dreigt

De Bredase gemeentesecretaris Richard Meulenbroek heeft vorige week een bezoek gebracht aan het stadsmuseum Breda’s museum. Volgens enkele betrokkenen heeft-ie gezegd dat het museum het gebouw aan de Parade moet verlaten. De ruimte zou verkocht worden. Onder het personeel is onrust ontstaan omdat de dagen van het museum geteld lijken, aldus BN De Stem. De collectie gaat mogelijk naar het nieuwe MOTI, het voormalige De Beyerd en Graphic Design Museum. Een museum met nationale pretentie. Hoe complex de situatie is blijkt uit het feit dat er al lange tijd geruchten gaan dat ook het MOTI op punt van omvallen staat.

Cultuurwethouder Wilbert Willems stuurde eind september een brief naar de raad. Eerder waren er plannen over verzelfstandiging (2011) en een verzelfstandiging onder samenwerking met het Noordbrabants Museum (2011). Een jaar later lijkt samenvoeging van Breda’s Museum en MOTI reeds achterhaald. Breda dreigt haar rijke stadsgeschiedenis op te doeken. Opmerkelijk is trouwens dat het de gemeentesecretaris was en niet de cultuurwethouder die de slechte boodschap aan het personeel van Breda’s Museum bracht.

Foto 1: Velázquez, De Overgave van Breda, 1634-35.

Foto 2: Adam Broomberg en Oliver Chanarin, The day that nobody died (2008), Breda Photo 2012: 13 september – 21 oktober in Breda’s Museum