Kritiek op de gebrekkige partijdemocratie bij FvD dekt vooralsnog het debat over de politieke verschillen binnen de partij toe

Het lijkt erop dat alle kaderleden die nu als lemmingen FvD verlaten geen kritiek hebben op de koers van de partij. Vandaag is het Susan Teunissen die na Baudet en Hiddema, nummer drie op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer stond. In elk geval als er de politieke koers mee bedoeld wordt. Punt van kritiek van deze spijtoptanten zoals ze dat nu naar buiten brengen is het gebrek aan interne democratie van FvD, maar niet de extreem-rechtse stellingname of de contacten van Baudet met Europese of Amerikaanse rechts-extremisten.

Het is mogelijk dat dit politieke geschil van mening bij spijtoptanten aanwezig is, maar ze het op dit moment te complex vinden om dat zo te benoemen en hun kop uit te steken. Het is makkelijker om het over de boeg van de interne democratie te gooien. Maar het zou toevallig zijn als er geen politiek verschil bestaat tussen de partijverlaters (Robert de Haze Winkelman, Betty Jo Wevers, Kees Eldering) en de politieke koers van FvD.

Emeritus hoogleraar Frank Ankersmit die lijstduwer, maar geen lid was heeft in november 2017 de partij de rug toegekeerd. Hij had wel inhoudelijke kritiek. In een bericht in het DVHN zei hij over partijleider Thierry Baudet: ‘Hij vertelde dat Nederland terug moet naar 1850. Dat vind ik geen goed uitgangspunt voor een politieke partij. Dat gaat mij veel te ver.’ Dat was niet de partijvernieuwing waar Ankersmit op hoopte, maar naar zijn idee het omgekeerde: nostalgische teruggang naar de 19de eeuw. Maar hij lardeerde dat vervolgens toch ook weer met het gebrek aan interne democratie bij FvD. DVHN over Ankersmit: ‘Hij vindt het ook ernstig dat Baudet ervan wordt beticht dat hij geen democratie toestaat in het bestuur van zijn partij, ‘terwijl hij naar buiten toe democratisering hoog in het vaandel heeft staan’. ,,Dat is een wonderlijke constructie.’’

Zo kan de verwijzing naar het gebrek aan interne democratie en de vermeende almacht van het bestuur met penningmeester Henk Otten als spin in het web een containerbegrip voor alle soorten onrust worden. Er lijkt vooralsnog geen richtingenstrijd uitgebroken binnen FvD. Maar uitsluitsel dat dit niet zo is bestaat niet. Want het één kan uit het ander volgen. Als er namelijk geen interne democratie binnen een politieke partij is, dan is er ook geen open debat mogelijk over de politieke koers waarin accentverschillen, nuanceringen, facties, richtingen of stromingen tot uiting komen. Zonder open debat kan een politiek verschil zich niet openbaren.

Dat FvD een partij met een rechts-nationalistische agenda is lijkt wel duidelijk. Zoals minister Ollongren in haar Ien Dales-lezing zei gaat FvD verder waar de PVV stopt. Met als gevolg dat leden die in 2017 door Baudet werden voorgespiegeld dat FvD een fatsoenlijk en maatschappelijk aanvaardbaar alternatief voor de PVV was, zich nu realiseren dat FvD extremere standpunten over ras en afkomst inneemt dan Geert Wilders. En als ze zich het niet realiseren kunnen ze er door hun omgeving op aangesproken worden. De PVV lijkt nu – op het netelige islam-standpunt na – het fatsoenlijke en maatschappelijk aanvaardbare alternatief voor FvD te zijn.

Het is lastig voor leden van FvD die beseffen dat ze zich bij de verkeerde partij hebben aangesloten om dat volmondig toe te geven. Daarmee tornen ze aan hun eigen oordeel dat verkeerd was. Om dat verschil te overbruggen gooien ze hun verschil van mening met de partij (en het gebrek aan harmonie met zichzelf) niet op hun verkeerde inschatting en de rechts-extremistische koers van FvD (die zich in 2017 al aankondigde en in 2018 duidelijk naar buiten kwam), maar op het gebrek aan interne democratie en een dictatoriaal bestuur dat als een duiveltje uit een doosje en buiten hun schuld de volle verantwoordelijkheid van FvD zou zijn.

Foto: Tweet van Susan Theunissen met eigen reactie, 9 februari 2018.

Advertentie

Politieke partijen kunnen nu eenmaal niet voorbijgaan aan zichzelf. En staan zo per definitie haaks op het algemeen belang

fd

In de reacties op de troonrede die op Prinsjesdag door de koning werd uitgesproken klonk vooral kritiek van de oppositie. Het kabinet zou sprookjes vertellen (Wilders/PVV), een WC-Eend verhaal vertellen (Roemer/SP) of er een verkiezingstoespraak van maken (Krol/50Plus). De reacties van deze partijen waren al beschreven in persberichten voordat ze wisten wat er in de troonrede stond. Dus de vraag of het kabinet of deze oppositiepartijen het meest in een parallelle wereld leven is niet makkelijk te beantwoorden.

Hier wreekt zich opnieuw het tekort van de partijpolitiek. Vertegenwoordigers van politieke partijen zeggen het algemeen belang te dienen en pretenderen namens burgers te spreken, maar kunnen niet anders dan dat te wringen in het model van hun eigen politieke partij en idee van partijpolitiek. Zo verwordt een 19de eeuwse verworvenheid in de 21 ste eeuw tot hoofddoel van eigen voortbestaan. Alsof het bestaan van een politieke partij een doel op zichzelf is. Dat laatste loopt per definitie niet altijd gelijk op met het algemeen belang.

Vernieuwingen die passen bij de 21ste eeuw en aansluiten bij digitalisering, machtsdeling, opleidingsniveau van burgers en technische innovaties zoals liquid democracy worden door deze politieke partijen niet gezocht. Zelfs geblokkeerd, want je hoort ze er nooit over. Dat tekent het failliet van de partijpolitiek waarvan het de vraag is of de vertegenwoordigers ervan dat vol cynisme beseffen of uit blikvernauwing niet eens bespeuren. Ik vermoed het laatste. Burgers verliezen hun interesse voor deze partijpolitieke opvatting van de politiek.

Bovenstaand commentaar in het Friesch Dagblad zegt verbaasd te zijn over passages in de troonrede. Het zegt: ‘Veel burgers voelen onvrede met de rechtsstaat en de democratische processen. Die zorgen uiten zich in onder meer de sterke sympathie voor de partij van Wilders, in de systematische aanvallen op de instituties van de rechtsstaat door Wilders en anderen, en in een groeiende onverschilligheid voor alles wat met politiek en bestuur te maken heeft.’ Op mijn beurt ben ik verbaasd over deze passage in dit hoofdredactioneel. Wat probeert het Friesch Dagblad met de verwijzing naar ‘de sympathie voor de partij van Wilders’ nou te zeggen over de stand van de rechtsstaat en de democratische processen in Nederland? Nu lijkt het er sterk op dat de schrijver van het commentaar iets aanstipt, maar daar tegelijk halfslachtig afstand van neemt. In elk geval niet zuiver redeneert. Want het kan dat de sympathie voor de partij van Wilders wordt gevoed door een breed gevoel van ongenoegen bij een deel van de bevolking. Maar wat te maken zou hebben met de stand van de democratie en de rechtsstaat die los van dat ongenoegen bestaan maakt dit commentaar niet duidelijk.

Uit internationale vergelijkingen tussen landen over democratie, corruptie, welzijn, geluk, persvrijheid, burgerrechten of rechtsstaat blijkt dat Nederland hoog scoort. Het zit altijd in de kopgroep van landen die het vergeleken met andere landen uitmuntend doen. Uit een vergelijkend onderzoek uit 2015 van het World Justice Project tussen 102 landen over de rechtsstaat staat Nederland op plek 5, na 4 Noord-Europese landen.

Alles is relatief, niets is perfect. Maar ontkennen of relativeren dat Nederland een welvarend en aantrekkelijk land is met goede infrastructuur, goede voorzieningen en een sterke rechtsstaat grenst aan een gebrek aan realiteitszin, miskenning van de eigen situatie en zelfvernietiging. Het zou gewenst zijn als partijen als de SP, PVV en 50Plus eens goed naar zichzelf keken en de samenleving niet opzadelden met hun eigen chagrijn en partijpolitiek opportunisme. Media als het Friesch Dagblad die de macht moeten controleren zouden nog beter moeten weten. Gewenst zou zijn als politieke partijen vanuit de positieve kenmerken van Nederland aan een betere samenleving zouden werken. Zonder te ontaarden in zwartgalligheid. En vooral: met voorbijgaan aan zichzelf. Ze voegen met hun stemmingmakerij niets constructiefs toe dan de eigen overbodigheid.

Foto: Schermafbeelding van commentaar in het Friesch Dagblad, 21 september 2016.

Non-debat in Haagse politiek laat burger in de steek. Wat te doen?

dp

NRC-columnist Bas Heijne ontpopt zich steeds meer tot criticus van het politieke bestel. Dat zo dood als een pier is. Hij noemt het de Haagse modder, een sterk beeld dat door het terugblikken op de Eerste Wereldoorlog nog inzichtelijker wordt. En uitzichtlozer. Neem nou de PvdA-leider Diederik Samsom die kwaad werd op D66 dat een motie van wantrouwen tegen minister Plasterk indiende. Bij het debat over de inlichtingendiensten. Uiteraard had Samsom Plasterk aan moeten pakken. Maar deze werd de hand boven het hoofd gehouden. Zodat er nu een verzwakte minister zit. Nederland schiet daar niks mee op. Van dat debat met Plasterk was trouwens van tevoren bekend dat het niet over de inhoud zou gaan. Waarom werd het dan gehouden? 

Bas Heijne stelt de vraag waarom wij burgers het laten gebeuren. Waarom laten burgers hun burgerrechten door de politiek inperken? Waarom volgen burgers kritiekloos de politieke partijen die elk intellectueel debat uit de weg gaan? Die het spel om het spel spelen dat nergens over gaat. Zijn burgers niet gewoon lam geslagen? De politieke partijen hebben het politieke bestel en de functies in het openbaar bestuur gekaapt. Ze vullen dat op met hun schijnwerkelijkheid die het zicht op de echte wereld ontneemt. Wat is het alternatief?

Ik pieker me suf over de komende verkiezingen voor gemeente en Europa. Wat te doen? Ik lees programma’s en volg actuele debatten. En doe daar hier af en toe verslag van. Maar ik kan voor gemeente noch Europa geen politieke partij vinden die ik m’n stem toevertrouw. Ik vind het allemaal onder de maat. Te veel marketing, te veel mannetjes, te veel gehakketak en te weinig substantie. Ligt dat nou aan mijn verwachtingen of aan een falende politiek? Laat ik het gebeuren als ik niet ga stemmen? Ja, maar wat is in hemelsnaam mijn alternatief? Waar kan ik een stem uitbrengen voor een politiek bestel dat de burger een rechtmatige plek geeft?

Foto: Tweet van Dirk Poot, lijsttrekker van de Piratenpartij.

CDA doet aan vernieuwing: de gekozen burgemeester. Nou en?

2108170-487-500

Het politieke systeem loopt vast. Het vertrouwen in de politiek is historisch laag. Nederlanders herkennen zich niet in wat politici zeggen en doen, en ze hebben het gevoel daar ook geen invloed op te kunnen uitoefenen. Gevolg: een wijdverspreid wantrouwen naar de politiek in Den Haag en onvoldoende bekendheid met de politiek in de eigen gemeente.‘ Aldus de analyse van de huidige politiek door het CDA op haar website.

Hoe volmondig kiest het CDA voor de samenleving en tegen het huidige politieke systeem dat dateert uit de 19de eeuw en nooit is aangepast? Ofwel, is het marketing of werkelijk een ommezwaai? De keuze lijkt een stijlbreuk van een bestuurderspartij die altijd hard op de rem van de bestuurlijke vernieuwing stond. Kan het CDA leven met een post-Thorbecke model dat Guus Berkhout zo omschreef: ‘We moeten dus niet doorgaan met het kiezen van politici die erop uit zijn om het oude bestuurlijke model ‘whatever it takes’ aan de praat te houden.’ Da’s niet de ultieme consequentie die het CDA trekt. Ooit werd het sentiment dat de afstand tot het volk niet groot genoeg kan zijn en de burger gerust kan gaan slapen (à la Hendrik Colijn) omdat de politiek waakt, verwoord door de regent en prominente CDA’er Anton Zijderveld die in 2009 uit de partij stapte.

CDA kiest eieren voor haar geld door de grootste abnormaliteiten aan te passen. Maar zonder het oppergezag van de politieke partijen aan te tasten die de regie moeten blijven houden. Onder de Haagse kaasstolp waar nooit iets verandert worden zelfs cosmetische veranderingen als ommezwaai opgevat. Maar bij een jongere generatie die volgens andere lijnen van democratisering denkt (e democracy) maakt dat weinig indruk. Natuurlijk heeft het CDA gelijk dat zoals nu burgemeesters worden gekozen in een volwassen democratie niet thuishoort: ‘Op dit moment worden burgemeesters op een hele ondoorzichtige manier gekozen via een vertrouwenscommissie en de gemeenteraad (..)‘. Het is de absurditeit van het Nederlandse politiek bestel dat de burger buiten de deur houdt en de macht krampachtig in handen van de politieke partijen blijft leggen.

Het CDA wil dus een gekozen burgemeester en de invoering van een gemengd kiesstelsel. Het claimt zo de kloof met de burger te verkleinen: ‘Het land wordt daarvoor onderverdeeld in 75 kiesdistricten. De kiezer brengt daarbij twee stemmen uit: één op een landelijke politieke partij en één op een lokale kandidaat uit zijn kiesdistrict. Dat zorgt voor een directere verbinding tussen de kandidaat en de regio.’ CDA en D66 juichen nu hun eigen vernieuwing toe die feitelijk niet meer is dan achterstallig onderhoud dat 40 jaar te laat plaatsvindt. Het huis van de Nederlandse democratie krijgt een lik verf waar burgers om structurele verbouwing vragen.

Foto: Oud KVP-voorzitter Norbert Schmelzer zingt het CDA-lied, 1977. Credits: ANP/ Arthur Bastiaanse.

Politieke hervorming: Met Berkhout op weg naar een post-Thorbecke model

trojan democracy horse

Hoogleraar Innovatie Guus Berkhout schetst in de ‘De nieuwe democratie komt eraan‘ met de ondertitel ‘Essay over een ingrijpende renovatie van het ‘Huis van Thorbecke’ met nieuwe rollen voor overheid, bedrijfsleven en burgers‘ de democratie van de toekomst. Uit 2012. Door de uitwisseling van tweets tussen Petra de Boevere en Dirk Poot stuitte ik erop. De conclusie is: ‘We moeten dus niet doorgaan met het kiezen van politici die erop uit zijn om het oude bestuurlijke model ‘whatever it takes’ aan de praat te houden.‘ Achterliggend idee is dat Nederland sinds de 19de eeuw ‘immens veranderd‘ is, maar de inrichting van onze staat ‘vrijwel hetzelfde is gebleven‘. Bij het aan de praat houden van een ‘sterk verouderd systeem‘ zet Guus Berkhout vraagtekens.

Hij acht het nodig dat ‘niet politieke partijen‘ maar ‘burgers de politieke agenda opstellen‘. Want: ‘Ons land is hard toe aan een nieuw democratisch model dat voldoet aan de eisen van de moderne tijd, dat past bij onze hoogontwikkelde maatschappij met een sterke middenklasse, en vooral, een model dat in deze tijd van grote verwarring nieuwe hoop geeft voor een betere toekomst. De huidige politieke generatie heeft jongeren niets te bieden.‘ Berkhout combineert dat met reorganisatie van de verzorgingsstaat. Door ‘ingrijpende bestuurlijke vernieuwingen‘ kan zo een ‘wezenlijke cultuuromslag‘ in politiek en samenleving gerealiseerd worden.

Berkhout houdt een pleidooi voor machtsoverdracht naar de burger en ziet zo ‘een nieuw evenwicht in de relatie tussen overheid en burger‘ ontstaan. De hoog ontwikkelde burgers bepalen ‘(1) de inhoud van het regeerprogramma, kiezen de volksvertegenwoordiging en ook de minister-president; (2) dit wordt uitgevoerd door een programmakabinet met projectministers en (3) burgers zijn in het vernieuwingproces co-creator’. Gevolg is dat iedere burger naar vermogen deelneemt en als geheel de samenleving geactiveerd wordt.

In een analyse schetst Berkhout het 19de eeuwse Thorbecke model dat getypeerd wordt door noties als ‘hiërarchie’, ‘top-down’, ‘regelgeving’, ‘in control’ en nog steeds leidend is voor de inrichting van Nederland. Met als gevolg ‘een immense bestuurlijke complexiteit met onwerkbare oplossingen‘. Het Post-Thorbecke model  gaat uit van een bestuurlijk model met ‘meer visie in de top‘ en ‘meer invloed van benedenaf‘.

De observaties van Berkhout zijn verstandig en logisch. Maar zijn analyse gaat mank omdat het voorgestelde model een vergezicht blijft dat onvoldoende de praktijk binnenhaalt. Een onmogelijke opgave voor elke vernieuwer. Hoe hij de politieke partijen ertoe wil bewegen om vrijwillig (een deel van) hun macht af te staan wordt niet duidelijk. Vraag is of dat in Nederland door hervormingen kan. Hij heeft daar geen list voor. Want da’s toch het schakelpunt tussen theoretische bespiegelingen en de praktijk. Onze parlementaire geschiedenis leert dat de gevestigde politieke partijen elke hervorming van het politieke systeem blokkeren. Redenerend vanuit een tweedeling tussen ‘politiek’ en ‘burger’ menen ze zelfs dat de kloof tussen tussen politiek en burger niet groot genoeg kan zijn. Niet in het minst om de macht van de politieke partijen te bestendigen.

Natuurlijk behoort in een nieuw bestuurlijk systeem dat bij de tijd is en aansluit bij het potentieel van burgerij en techniek de bevolking de leiding te nemen. Maar de 2% van de bevolking dat de politieke partijen bemenst geeft de macht en functies in het openbaar bestuur niet vrijwillig op. Op een vervreemdende manier moest ik bij lezing van de interessante ideeën van Berkhout eraan denken hoe in Kosovo onder leiding van Ibrahim Rugova na 1989 ondergronds een parallelle schaduwsamenleving werd opgebouwd door de Albanezen. Kan zo de Nederlandse bevolking leren omgaan met de ‘bezettingsmacht’ van de politieke partijen? Niet door samenwerking te zoeken, maar er een compleet ander systeem naast te zetten waarop de gevestigde politiek geen invloed heeft. Dat kan vormgegeven en afgebakend worden via een systeem van Liquid Democracy.

Foto: Is democratie een val?

Paus wordt bedreigd en praat over vernieuwing

De online versie van weekblad Katholiek Nieuwsblad heeft een ‘poll‘ zoals allerlei sites die hebben. In de sandwich wordt verslaggeving, opinie en amusement gemixt. De poll gaat over de paus die tot vernieuwing van de Rooms-Katholieke Kerk opgeroepen heeft na alle misbruikschandalen. Volgens het AD gaat het zelfs om een ‘diepgaande‘ vernieuwing. En dat op het moment dat er een moordcomplot tegen hem is gesmeed. Het nieuws is dat de paus dit jaar zal sterven. Daar helpt voor paus Benedictus XVI geen vernieuwing aan.

Staat de kerk op een kruispunt of suggereert de paus dit om de schade te beperken? De kerk is publicitair en financieel getroffen door de misbruikschandalen. Kardinaal William Levada, de prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, spoort plaatselijke bisschoppenconferenties aan tot strikte richtlijnen tegen misbruik en samenwerking met de burgerlijke overheid. Da’s een begin om schoon schip te maken. Maar moet men bij vernieuwing niet eerder denken aan bestuurlijke vernieuwing? Ofwel, verandering van de organisatie?

De ‘poll’ dus. De open vragen zijn een teken van vernieuwing in de katholieke instituties. Zo’n 60% is positief, 20% negatief en 20% twijfelt. De Rooms-Katholieke Kerk ging de afgelopen jaren door een diep dal. Het hikt tegen de keuze aan om te kiezen voor een volkskerk zoals het was of een kerk die streng in de leer is voor weinigen. Omdat de paus meermalen heeft laten blijken voor dat laatste te kiezen om de kern van het geloof te beschermen is zo’n kleinere kerk een vernieuwing waar ook niet-katholieken tevreden over kunnen zijn.

Foto: Schermafbeelding van de tussenstand op 11 februari 2012 van de poll in het Katholiek Nieuwsblad over de vernieuwing waartoe de paus oproept