Nieuwe stemmen in de Europese islam. Waarom zijn er zo weinig?

The Economist vergelijkt in een artikel met de veelzeggende titel ‘Nieuwe stemmen in de Europese islam’ Ajmal Masroor met Ahmed Aboutaleb. Na de moord op Theo van Gogh had in november 2004 Aboutaleb een duidelijke boodschap ‘Wie zich niet wil aanpassen, kan zijn koffers pakken’. Voor mensen die de waarden van godsdienstvrijheid, vrije meningsuiting en niet-discriminatie niet deelden was geen plek in de open, Nederlandse samenleving. Het kwam Aboutaleb toendertijd op het verwijt in islamitische kring te staan een overloper te zijn. Een bounty die van binnen wit was. Wegens bedreigingen moest-ie beveiligd worden.

De rechtsstatelijke opstelling van Aboutaleb is juist. Hij passeerde Job Cohen die bleef hangen in een idee van ‘compenserende neutraliteit’ en daarbij de scheiding van kerk en staat oneigenlijk oprekte. Ahmed Aboutaleb is rechtlijniger en wist valkuilen te vermijden. Trouwens ook de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan zit op die zuivere lijn. Zelfs Ahmed Marcouch nam tenslotte afstand van Cohens denkbeelden. Aboutaleb verwoordde het als geen ander. Het maakte hem geschikt als burgemeester van Rotterdam. De echte bruggenbouwer die Tariq Ramadan niet werd omdat aan hem het beeld van een moslimbroeder bleef hangen.

Onheilspellend is dat de islam in Europa niet meer ‘nieuwe stemmen’ van het kaliber Masroor en Aboutaleb weet voort te brengen. Ze zijn de ideale bemiddelaars doordat ze de juiste snaar weten te treffen. Ze blijven echter de uitzondering. Nog steeds kleeft aan de Nederlandse islam de onduidelijkheid in welke mate het zich ondergeschikt wil maken aan de nationale rechtsstaat. Trouwens een complexe kwestie omdat de islam dezelfde rechten heeft als andere religieuze organisaties en niet kritischer bevraagd kan worden. Vanuit een oogpunt van publiciteit, acceptatie en mate van integratie zou het echter gewenst zijn als de Nederlandse leiders van de islam zich meer, en vooral beter zouden uiten in het publieke debat. Hoe langer de stilte duurt, hoe meer de indruk ontstaat dat dat niet ligt aan een gebrek aan publicitaire vaardigheden, maar aan een bewuste politieke opstelling. Dat zaait twijfel. Veelzeggend is trouwens dat zowel Aboutaleb en Masroor hun loopbaan in de media begonnen. Dat geeft ze nu de instrumenten om zich vaardig en zelfverzekerd te uiten.

Ajmal Masroor is een vaardige spreker die begint met de angel uit het debat te halen. Hij noemt de moord op de Britse militair in Londen een criminele daad. Hoewel-ie de mogelijkheid open laat dat het terrorisme is. Hoe dan ook beschrijft-ie het als een daad van ontspoorde criminelen voor wie geen plek is in de liberale democratie. Tegelijk benadrukt de welsprekendheid van Masroor dat we dit soort woorden vanuit de Europese islam zo zelden horen. Enkele ‘nieuwe stemmen’ geven hoop, maar maken nog geen zomer. Eigenlijk moet Aboutalebs oproep uit 2004 opgefrist en herhaald worden. Hoewel er in negen jaar veel ten goede is gekeerd is het onverteerbaar dat er in Nederland nog steeds chagrijnige types rondlopen die zich in het openbaar niet willen verbinden aan de uitgangspunten van de rechtsstaat. Hoewel dat uiteraard niet tot de islam beperkt blijft. Maar de aanpak daarvan vraagt weer om andere leiders, andere tactieken en andere commentaren.

media_xl_1300246

Foto: De burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb. Credits: ANP.

Pat Robertson bemiddelt voor God en laat ons in het donker

De loopbaan van dominee Pat Robertson is gebaseerd op zijn suggestie dat-ie bemiddelbaar van God is. Zo zegt-ie dat God op 4 januari 2012 hem heeft verteld heeft wie de volgende president wordt. En het is niet Barack Obama. Hij mag het niet doorvertellen. Als geen ander meent-ie te weten wat God met de mensheid voorheeft. Maar hij kan niet bewijzen de door God benoemde bemiddelaar voor de VS te zijn. Laat staan dat-ie kan aantonen dat degene aan wie hij zijn loopbaan ontleent werkelijk buiten zijn eigen hoofd bestaat.

Religie is geen exacte wetenschap en kent ruime marges. Tot de kern teruggebracht is het van hetzelfde kaliber als de glazen bol van de waarzegster op de kermis. Het vermengt waarheden en onwaarheden en probeert het laatste geloofwaardig te maken door het eerste. Robertson vermengt religie met politiek, duwt God opzij en neemt zijn plek in. Als een acteur die in zijn rol gelooft. Menen dat te kunnen doen is hovaardij die binnen de logica van religie zondiger lijkt dan een overtreding van een gedragsregel over zedelijkheid.

Robertson verinnerlijkt zijn positie als woordvoerder van God in zijn oordeel over de getrouwde homo. Hij beweert dat deze door de duivel bezeten is. Robertson veroordeelt homosexualiteit. Door dit oordeel laat-ie doorklinken dat God in hem is neergedaald. Als Robertson zou verwijzen naar een overtreding van de tuchtregels van een religieuze organisatie, dan bleef-ie menselijk. Maar hij gaat verder, projecteert de almacht op zichzelf en gaat op de stoel van God zitten. Het is een beroepsdeformatie die vele geestelijken treft.