Anton de Wit (KN) maakt karikatuur van ‘linkse’ tegenstanders van artikel 23

Schermafbeelding van deel commentaarWokevrije scholen’ en Artikel 23: hoe vrij is ons onderwijs?‘ van Anton de Wit op het Katholiek Nieuwsblad, 26 augustus 2022.

Op de FB-pagina van het Katholiek Nieuwsblad plaatste ik bij een posting van 26 augustus 2022 van een commentaar van hoofdredacteur Anton de Wit onderstaande reactie. De schermafbeeldingen zijn hier toegevoegd:

Er zijn onzorgvuldigheden geslopen in het commentaar van Anton de Wit die verwarrend werken. Ze geven de lezer een verkeerde voorstelling van zaken

Het ridiculiseren van links is een mening waar De Wit het volste recht op heeft. Maar het is wel een wankele argumentatie door uit een radicale mening binnen links te concluderen dat heel links zo is. Dat maakt van links een karikatuur. 

De Wit is geïnformeerd genoeg om te weten dat hij een en ander verkeerd voorstelt als hij het heeft over artikel 23 dat gaat over het openbaar en bijzonder onderwijs. De Wit suggereert dat de vrijheid van onderwijs ter discussie komt te staan als artikel 23 afgeschaft wordt. 

Schermafbeelding van deel commentaarWokevrije scholen’ en Artikel 23: hoe vrij is ons onderwijs?‘ van Anton de Wit op het Katholiek Nieuwsblad, 26 augustus 2022.

De Wit claimt zonder onderbouwing dat ‘links’ meent dat dit artikel ‘de bron van alle ellende’ is omdat het ‘de vrijheid van religieus of ideologisch geïnspireerd onderwijs garandeert‘. Dat is een voorstelling van zaken die op z’n best onvolledig en op z’n slechtst kwaadaardig kan worden genoemd. 

De kern van dit artikel en de steen des aanstoots voor de tegenstanders ervan is niet de vrijheid van religieus onderwijs, zoals De Wit suggereert. Die wordt door hen niet ter discussie gesteld zoals hij suggereert. Geen enkele politiek partij tornt tot nu toe aan die vrijheid. 

Schermafbeelding van artikel 23 van de Nederlandse Grondwet, lid 5-7.

Waar het voor deze tegenstanders om draait is de bekostiging van het bijzonder onderwijs ‘uit de openbare kas’. Dat willen ze afschaffen. Het is opvallend dat De Wit in zijn commentaar dit aspect niet noemt. Terwijl dat de kern van de kritiek op artikel 23 van niet-confessioneel links is. 

Dat gaat dus van D66, PvdD, PvdA, GL, SP tot en met VVD. De PVV is voorstander van artikel 23, maar wil de islam van bijzonder onderwijs uitsluiten. Dus ook de bekostiging van islamitisch onderwijs ‘uit de openbare kas’. Dat is shoppen in een wetsartikel dat weinig principieel aanvoelt.  

Die bekostiging van het bijzonder onderwijs kwam in 1917 in artikel 23 terecht als compromis en uitruil tussen de toenmalige linkse (niet-confessioneel) en rechtse (confessioneel) politieke partijen. De confessionelen kregen bekostiging uit de openbare kas voor hun scholen, de niet-confessionelen kregen algemeen kiesrecht. 

Het commentaar roept vooral de vraag op waarom De Wit herhaaldelijk suggereert dat ‘links’ de in de grondwet verankerde vrijheid van onderwijs wil afschaffen. Hij weet dat dit onjuist, praktisch onrealiseerbaar is en dat daar de kritiek van ‘links’ niet over gaat. De kritiek draait om de bekostiging ‘uit de openbare kas’. 

Schermafbeelding van deel artikel van Jasper van Dijk (SP).

Het gaat erom of een meer dan 100 jaar oud wetsartikel dat een uitruil was van standpunten te moderniseren. Als de bekostiging van het bijzonder onderwijs uit openbare middelen wordt gestopt, dan zal dat zeker de financiële soliditeit van christelijke scholen raken.

Het is echter stemmingmakerij van De Wit als hij zegt dat met de afschaffing van artikel 23 de vrijheid van onderwijs direct in gevaar komt. Christelijke koepels hebben nog steeds de vrijheid om scholen op te richten en te besturen. Het verschil is dat de bekostiging niet langer uit de openbare middelen komt, maar zal moeten worden opgebracht door de doelgroep die zo’n school steunt. 

Verwarrende journalistiek van WNL en verwarrende vraagstelling van Peil.nl met een opvallende rol voor de achterban van de PvdD

Mijn reactie bij deze video:
Uiteraard gaat een pleidooi voor de afschaffing van welke soort bijzonder onderwijs te ver. Maar dat is ook helemaal niet de kwestie die aan de orde is. Een flodderige en verkeerd geformuleerde vraag in de wekelijkse peiling van De Hond zet het debat op een dwaalspoor.

De vraag is of het bijzonder onderwijs door de belastingbetaler bekostigd moet worden. Dat is wat anders. Die vraag wordt in overgrote meerderheid met ‘nee’ beantwoord.

Ofwel, de vraag of het het christelijk onderwijs ‘afgeschaft’ moet worden is niet aan de orde omdat het in strijd is met de vrijheid van onderwijs. De vraag die wel aan de orde is, is of dat christelijk onderwijs uit de staatskas bekostigd moet worden.

Steeds meer partijen, zoals de PvdA en de VVD, spreken zich nu uit om scherpe voorwaarden te stellen aan die bekostiging van het bijzonder onderwijs. Dat is een eerste stap voor de afschaffing van die bekostiging.

Opvallend aan de vraag in de wekelijkse Stemming van 15 september 2019 van Peil.nl van Maurice de Hond is dat de achterban van de PvdD het met afstand het meest eens is met de stelling dat ‘alle scholen op basis van een religie in Nederland zouden moeten worden afgeschaft’. Dit is een inpertinente vraag die een impertinent antwoord oplevert omdat dit in strijd is met de grondwet. Wat opvalt is dat de achterban van de PvdD het minst de stelling steunt dat de vrijheid van godsdienst een groot goed is. Wat is er met de PvdD-achterban aan de hand dat het zich laat kennen als anti-rechtsstatelijk? Dit is des te onbegrijpelijker omdat de top van de partij, te weten Marianne Thieme en Niko Koffeman zijn verbonden aan het protestantse kerkgenootschap van de Zevendedagsadventisten. Het is merkwaardig dat Peil.nl niet de voor de hand liggende vraag stelt dat ‘de bekostiging van scholen op basis van een religie of levensovertuiging in Nederland zou moeten worden beëindigd’. Men kan alleen maar gissen waarom Peil.nl deze fundamentele vraag niet stelt en laat liggen.

Foto: Schermafbeelding van deel wekelijkse Stemming van 15 september 2019 van Peil.nl van Maurice de Hond

‘Aanval op godsdienstvrijheid’ is bij nader inzien de modernisering van de wet en de afschaffing van de voorrechten van christenen

Susanne Kurstjens’ opinieartikel van 2 mei 2019 op het Katholiek Nieuwsblad is onvolledig en onevenwichtig. Zowel over het amendement over het huwelijksrecht van VVD en GroenLinks en het verslag daarvan door de NOS als over de positie van het bijzonder onderwijs en het voorstel van VVD-fractieleider Klaas Dijkhoff slaat ze de plank mis. Het commentaar is niet constructief en dient de kwaliteit van het openbare debat niet.

Kurstjens begrijpt de staatsrechtelijke implicaties niet als ze verwonderd opmerkt dat er al een wet bestaat. Dat klopt, daarom gaat het niet om een wetsvoorstel zoals ze beweert, maar om een amendement. Sinds 1810 is huwelijksrecht praktijk dat verplicht dat een burgerlijk voor een religieus huwelijk gesloten moet worden.

Het bericht van 24 april 2019 van de NOS gaat in op het amendement van VVD en GroenLinks dat zegt dat een religieus huwelijk niet voor een burgerlijk huwelijk gesloten moet kunnen worden. De essentie daarvan geeft de toelichting van beide initiatiefnemers Jeroen van Wijngaarden (VVD) en Kathalijne Buitenweg (GL): ‘Omdat juist in religieuze kring anders gedacht kan en mag worden over de gelijkwaardigheid van man en vrouw zijn in het Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Strafrecht bepalingen opgenomen die gebieden dat religieuze huwelijken pas gesloten mogen worden nadat eerst het burgerlijk huwelijk is voltrokken. Rechtens kunnen beide huwelijkspartners dan aanspraak maken op een gelijkwaardige rechtspositie die van belang kan zijn voor bijvoorbeeld hun vrijheid om te scheiden, erven en het doen van rechtshandeling.

Dit amendement gaat om de gelijkwaardigheid van man en vrouw die in het burgerlijk huwelijk wordt bekrachtigd. In het verlengde daarvan ligt de scheiding, de ontbinding van het religieuze huwelijk. Via dat eerder gesloten burgerlijke huwelijk heeft de zwakste partij een sterkere positie dan zonder dat gesloten burgerlijk huwelijk het geval zou zijn. Met als voorbeeld moslimvrouwen die tegen hun wil gevangen worden genomen in een islamitisch huwelijk. Ze zijn niet vrij om hun godsdienst of levensovertuiging te kiezen omdat de islamitische, conservatieve instelling waar het religieuze huwelijk gesloten is de rechten van de vrouw ontkent om dat huwelijk te ontbinden. Via een omweg probeert het amendement die rechten te herstellen.

Het is niet de wereldse macht die dat eenzijdig, autonoom en op eigen initiatief oplegt, maar de zwakste partij in het religieuze huwelijk die dat aan de overheid verzoekt door zich op het eigen recht te beroepen. Waarna de overheid in actie komt en pas dan bijvoorbeeld de vrouw in een islamitisch huwelijk op haar verzoek te hulp komt. Want daar zal het in de praktijk op neerkomen vanwege de achterblijvende emancipatie van moslimvrouwen in conservatieve, islamitsche kringen. De achterliggende gedachte van het amendement is dat religieuze of traditionele waarden de fundamentele rechten en vrijheden van leden van minderheden kunnen inperken. De overheid verzet zich tegen die inperking omdat die niet overeenkomt met de rechtsstaat.

In haar betoog kiest Kurstjens tegen de rechten van individuen, namelijk voor moslimmannen die moslimvrouwen in huwelijkse gevangenschap houden met een beroep op de vrijheid van godsdienst. Haar claim voor de vrijheid van godsdienst is eenzijdig als ze daarbij de vrijheid van het individu ondergeschikt maakt aan de vrijheid om te belijden en afficheert als een aanval op de godsdienstvrijheid. Ze koppelt het amendement aan het katholieke huwelijk en suggereert dat ook in dat geval de overheid dat religieuze huwelijk kan ontbinden. Maar hiermee spreekt ze zichzelf tegen en raakt ze verstrikt in haar betoog. Want ze geeft tegelijkertijd toe dat katholieken zich strikt houden aan de verplichting om burgerlijke huwelijken voor het katholieke huwelijk te sluiten zodat het amendement helemaal niet van toepassing is op katholieken.

Ook over de positie van het bijzonder onderwijs en het discussiestuk ‘Liberalisme dat werkt voor mensen‘ van VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff waarin dat onderwerp op enkele plekken wordt genoemd is Kurstjens onvolledig en onzorgvuldig. Dijkhoff wil een debat over de vrijheid van onderwijs: ‘Als de vrijheid van onderwijs een ongewenst neveneffect heeft dat er scholen worden opgericht die dienstbaar zijn aan segregatie en het in stand houden van parallelle samenlevingen waarbij waarden dominant zijn die strijdig zijn met onze kernwaarden vrijheid en gelijkwaardigheid, moeten we dat stoppen.’ Hieruit valt niet te concluderen dat hij zich keert tegen gelovigen, zoals Kurstjens suggereert. Evengoed kan men zeggen dat Dijkhoff door de uitwassen van het bijzonder onderwijs (specifiek het salafistisch onderwijs) te bestrijden dat juist wil redden.

Het is niet zo dat overheid of politieke partijen van plan zijn om het bijzonder onderwijs af te schaffen. Er is debat over de vraag of het de taak voor de overheid om het bijzonder onderwijs te bekostigen volgens artikel 23, dat zegt ‘Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd. De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend’. Het gaat dus ook in dit geval om aanpassing.

Susanne Kurstjens meent dat met ‘dit soort wetsvoorstellen’ die dat in beide gevallen niet zijn ‘voortdurend gezaagd wordt aan de vrijheid van gelovigen’. Dat is echter niet de strekking van het amendement van Wijgaarden en Buitenweg en van het discussiestuk van Dijkhoff. Dit gaat om wetten die hoognodig aangepast en gemoderniseerd moeten worden en uit respectievelijk 1810 en 1917 (Artikel 23) dateren. In de tussentijd is er maatschappelijk en demografisch nogal wat veranderd. Het zijn juist de christelijke partijen geweest die modernisering ervan hebben geblokkeerd. Door de afgenomen macht van de christelijke politieke partijen, vooral het CDA, is nu eindelijk de politieke ruimte ontstaan om deze wetten bij de tijd te brengen. Zoals dat voortdurend met wetten gebeurt die geactualiseerd worden. Het gaat hier niet om een aanval op gelovigen of de godsdienstvrijheid, maar om de modernisering van wetten, die in de praktijk aan gelovigen voorrechten verlenen die ze door politieke koehandel ooit hebben verworven. Vanwege de rechtsgelijkheid komt hun dat niet toe omdat het ten koste gaat van anderen die zijdelings in een achterstandspositie worden gedrukt.

Foto 1 en 4: Schermafbeelding van delen van het commentaarAanvallen op de godsdienstvrijheid’ van Susanne Kurstjens op KN, 2 mei 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikel ‘Boete voor religieuze huwelijken is een eerste stap, maar er is meer nodig’ op NOS, 24 april 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van deel discussiestuk ‘Liberalisme dat werkt voor mensen‘ van VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff op VVD, zonder datum [2019].

Petitie ‘Godsdienstvrije basisscholen – De bijl in artikel 23’ verdient steun. Met een andere formulering

Er zijn geen zwaarwegende argumenten tegen de petitieGodsdienstvrije basisscholen – De bijl in artikel 23’ of het moet de formulering ervan zijn. Want ‘godsdienstvrij’ is een ongelukkige beschrijving van waar het om gaat. Het roept bij sommigen wellicht het idee op dat er in de samenleving een beweging bestaat die zich afzet tegen godsdienst of bijzonder onderwijs. Het is de valkuil van framing door godsdiensten die het voordeel van de traditie hebben en de norm bepalen. Dat resulteert in onvolledige en onjuiste termen als ‘atheïsme’ of ‘godsdienstvrij’. Maar iemand die zich niet laat inspireren door godsdienst is niet specifiek ‘zonder godsdienst’, maar evengoed ‘zonder X’, ‘zonder sprookje’, ‘zonder kunst’ of ‘zonder wat dan ook’.

Dus ja, het verdient aanbeveling om artikel 23 af te schaffen als een relict van politieke koehandel die in 1917 resulteerde in artikel 23. Na 100 jaar kan dat geactualiseerd worden. Als politieke partijen dat blijkbaar onder elkaar niet voor elkaar krijgen moeten de burgers maar het initiatief nemen. Maar nee, de actualisering ervan heeft niets te maken met afwijzing van godsdienst, maar alles met de omarming van het openbaar onderwijs.

Foto: Schermafbeelding van de petitieGodsdienstvrije basisscholen – De bijl in artikel 23’ op Petities.nl.

Kuzu: bekostiging PowNed heroverwegen. Deze omroep bespot zichzelf met deleted scenes als bestaansreden

De van de PvdA afgescheiden politieke beweging DENK dat met de Turkse Nederlanders Tunahun Kuzi en Selcuk Ozturk in de Tweede Kamer vertegenwoordigd is wil de bekostiging van Omroep PowNed in het publieke omroepbestel heroverwegen. Aanleiding is het itemLibelle organiseert eigen Bijlmer safari’ dat volgens DENK mensen beschadigt. Kuzu zegt op DEMET TV: ‘In het PowNed-filmpje worden mensen benaderd als dieren. Ze worden neergezet als criminelen en gedegradeerd tot tweederangsburgers. En dan wordt dit ook nog gedaan door de publieke omroep. Mensen worden dus gewoon geschoffeerd en gestigmatiseerd op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Van uw en mijn geld! Dit kan niet!’ Maar het is de vraag of het wel of niet kan. Het is niet makkelijk om omroepen om inhoudelijke redenen uit het publieke bestel te gooien.

Bovenstaand filmpje blinkt uit in gemiste kansen en het hanteren van verkeerde argumenten. Zowel de politiek als de journalistiek onwaardig. Rutger Castricum van PowNed legt een verband met Turkije waarmee dit item niets te maken heeft. Het gaat om de Bijlmer, de vermeende stigmatisering van de bewoners en de rol van PowNed in de registratie daarvan. Castricum geeft de opstelling van DENK verkeerd weer door te suggereren dat het PowNed wil verbieden, ‘zoals dat in Turkije gebeurt’. Maar DENK wil PowNed helemaal niet verbieden, maar hoogstens uit het publieke bestel gooien. Zodat de subsidiëring van PowNed door de overheid stopt. Dat is wat anders. Het is begrijpelijk dat PowNed liever niet in de eigen portemonnee getroffen wordt, maar het is veelzeggend om dat te maskeren met een afleiding. Kuzu vergeet Castricum op deze onnauwkeurigheid te wijzen. Een en ander maakt de satire van PowNed niet scherp, maar gemakzuchtig en rommelig.

Stop eindelijk eens met de bekostiging van het bijzonder onderwijs

703-800x520

Is het normaal dat een rechtsstaat organisaties financiert die elementaire beginselen zoals de gelijkheid tussen man en vrouw niet respecteert (men mag zijn vrouw slaan met een stok volgens de Koran (38:44), de Bijbel (Kolossenzen,3:18) heeft het over de verplichte onderwerping van de vrouw aan haar man? Is het anno 2015 verdedigbaar dat publieke middelen worden gebruikt om ideologieën te verspreiden die aangeven dat homoseksuelen mogen worden gedood (Leviticus 20:13)?’ Aldus Bob D’hoedt van Jong-N-VA Aarschot in een opinieartikel voor het Vlaamsgezinde internettijdschrift Doorbraak.be.

D’hoedt heeft het over zes godsdiensten die in België een jaarlijkse overheidssubsidie van meer dan 650 miljoen euro krijgen. De criteria voor toekenning zijn volgens D’hoedt vaag. Waarom is subsidie beperkt tot zes kerkgenootschappen terwijl er talloze godsdiensten zijn? In Nederland werd in 1983 de Wet beëindiging financiële verhouding tussen Staat en Kerk ingevoerd dat een eind maakte aan overheidsverplichtingen ten aanzien van kerkgenootschappen. Maar in Nederland is de scheiding van Kerk en Staat niet definitief door artikel 23 van de Grondwet die het bijzonder onderwijs ‘uit de openbare kas bekostigt’. Is dat noodzakelijk?

Bekostiging van bijzonder onderwijs is een oud strijdpunt tussen rechts en links, tussen religieuze en niet-religieuze politieke partijen. Dat bijzondere scholen het recht hebben om te bestaan is geen punt van discussie. Wel waarom de overheid dat zou moeten bekostigen. Het is niet nodig om zo ver te gaan als D’hoedt die stelt: ‘De vraag die dus gesteld moet worden is waarom een volledige maatschappij moet meebetalen voor godsdiensten die elkaar tegenspreken en de waarden van de Verlichting ontkennen.’ Want dat leidt tot een debat dat gaat over het intern functioneren van kerkgenootschappen, en daar moet de staat zich niet mee bemoeien. Evenmin is vanwege die inmenging het idee haalbaar om kerkgenootschappen -of in Nederland instellingen van bijzonder onderwijs- volgens een systeem van ‘evidence based religion’ te toetsen.

Een argument om het bijzonder onderwijs door de overheid te laten blijven bekostigen is dat het externe partijen invloed zou geven. Maar dat is te defensief gedacht. De pluriformiteit van het primair onderwijs wordt gegarandeerd in artikel 8.3 van de Wet op het primair onderwijs dat zegt: ‘Het onderwijs a) gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving; en b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie’. Dat geeft de onderwijsinspectie kwantitatieve instrumenten om scholen die in vreemd vaarwater terechtkomen actief te monitoren, eisen te stellen en bij de les te houden.

Opvallend is dat tegengestelde bewegingen door elkaar heenlopen. Het maatschappelijk belang van religie in de westerse samenlevingen neemt geleidelijk af. Dat legitimeert steeds minder de bekostiging van het bijzonder onderwijs op religieuze grondslag. Tegelijk is ter verdediging van het religieus onderwijs de toepassing van artikel 23 uitgebreid met bijzonder onderwijs op niet-religieuze grondslag. Zodat het ook levensovertuigingen omvat. Dat staat niet alleen haaks op een terugtredende overheid, maar ook op het idee van de scheiding van kerk en staat. Het is geen overheidstaak om bijzonder onderwijs te bekostigen.

Foto: ‘1928/1929 Meisjesklas, Schoolklas 1928-1929

Ontslag lerares mag als ze van kerk verandert. Is dat van deze tijd?

coll

Een leerkracht die al 19 jaar werkt op het Greijdanus College mag van het College voor de Rechten van de Mens worden ontslagen omdat ze van kerkgenootschap is veranderd. Het Greijdanus College presenteert zichzelf als ‘een gereformeerde school voor voortgezet onderwijs. We geloven in de God van de Bijbel. We geloven dat God van ons vraagt Hem groot te maken. En om Hem en de mensen naast ons lief te hebben.

De PvdA’ers Keklik Yücel (Emancipatie) en Loes Ypma (Onderwijs) stellen kamervragen aan minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken. Ze vragen Plasterk of hij het ermee eens is ‘dat een goed functionerende leerkracht niet  ontslagen mag worden omdat deze wisselt van kerkgenootschap, terwijl de leerkracht wel bereid is om de grondslag van de school te respecteren?’ Opmerkelijk vragen ze ook naar de argumentatie van het College terwijl dat op internet is gepubliceerd zoals uit bovenstaande schermafbeelding van het oordeel blijkt. Opmerkelijk is ook dat beide PvdA’ers naar een externe bron verwijzen: Geld & Recht.

De uitspraak van het College is in lijn met bestaande wetgeving en staat in een bijna 100 jaar oude traditie van bijzonder onderwijs dat rechten bezit. Al het onderwijs in Nederland is ‘voorwerp van aanhoudende zorg van de regering’ en wordt uit openbare middelen bekostigd. Particuliere organisaties als de ‘Stichting Gereformeerd Voortgezet Onderwijs Oost Nederland te Zwolle’ dat het Greijdanus College exploiteert hebben zo het beste van twee werelden: financiering door de overheid en verregaande zeggenschap in eigen huis.

Als het Yücel en Ypma en hun partij werkelijk ernst is, dan moeten ze proberen de Onderwijswet zodanig aan te passen dat de wettelijke bescherming die het ontslag van de docente handvaardigheid mogelijk maakt wordt weggenomen zodat dit ommogelijk wordt. Met als drukmiddel de bekostiging. Vooralsnog vragen ze naar de bekende weg. Da’s symboolpolitiek die het aankaarten van de fundamentele problematiek vermijdt.

Kopie  van RvI Greijdanus b 130613

Foto 1: Schermafbeelding van oordeelHet Greydanus College discrimineerde niet door een docente te ontslaan die zich niet langer kan vinden in de gereformeerde grondslag van de school en haar lidmaatschap van een gereformeerde kerk heeft opgezegd’ door het College voor de Rechten van de Mens.

Foto 2: Raad van Identiteit van het Greijdanus: ‘Van links naar rechts: ds. J. Dekker (voorzitter), prof. H.G.L. Peels (oud-voorzitter), W. ter Haar-Soldaat (secretaresse), Ds. A. de Jager (lid), Drs. M.J. de Jong, dr. J. Messelink (lid).’

Ebru Umar, moslimgekkies, islamisering en financiële gelijkstelling

De Turks-Nederlandse columniste Ebru Umar wordt bedreigd door Nederturkse jochies, die ze moslimgekkies noemt. Juist ‘moderne moslims’ willen haar dood, meent ze in de nrc.nl. Dit naar aanleiding van een column in Metro over een Turkse moskee die ’s ochtends lawaai geeft en het verstoorde publieke debat in Turkije. 

Umar ziet als oorzaak voor de bedreigingen de islamisering van Nederland en het naast elkaar leven van mensen in gescheiden werelden: ‘Hoe kan het dat wij het in Nederland toestaan dat deze groep zich afscheidt door middel van eigen onderwijs, eigen koranscholen, eigen voetbalclubs, in plaats van te zeggen ‘luister eens gastjes, jullie zitten hier in Nederland en daar doen we dingen samen!‘. Tolerantie wordt zo tot het negeren van de ander. Umar pleit voor openbaar onderwijs omdat naar haar idee de financiële gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs het naast elkaar voortbestaan van die gescheiden werelden bevestigt.

De financiële gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs is een typisch Nederlands verschijnsel. Sommige Nederlanders zien het wellicht als vanzelfsprekend, maar dat is het niet. De gelijkstelling is niet tot stand gekomen vanwege een bepaalde logica, maar alleen omdat het ooit wisselgeld in een politieke uitruil tussen confessionele en niet-confessionele partijen was. Velen pleiten er al jaren voor om deze historische ‘vergissing‘ recht te trekken. De confessionele partijen zijn hier het meest tegen en de vrijzinnige partijen het meest voor. De reactie van Andries Knevel op het idee van Umar om te stoppen met de bekostiging van het bijzonder onderwijs spreekt boekdelen. Bijzonder onderwijs is trouwens meer dan religieus onderwijs alleen.

ebru
Foto: Schermafbeelding van Tweets aan en van Ebru Umar, 23 juli 2013.

Onderwijsraad adviseert artikel 23 ruim te interpreteren

De Onderwijsraad adviseert regering en Kamer om de bekostiging van scholen ruimer op te gaan vatten. Er moet ruimte komen voor het stichten van scholen op basis van nieuwe levensbeschouwelijke overtuigingen of pedagogische visies. Aldus de raad in het advies ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief.

De raad merkt op dat ‘bijzondere scholen nu alleen worden gesticht op basis van een levensbeschouwelijke of religieuze oriëntatie, die bovendien zichtbaar geworteld moet zijn in de samenleving’. Da’s achterhaald en past niet meer bij de moderne tijd. Als het begrip ‘richting’ ruimer wordt opgevat wordt de oriëntatie minder belangrijk. Hiertoe zou ook de wetgeving aangepast moeten worden in de richting van een zogenaamd open richtingbegrip. Verder wil de raad meer dan voorheen inzetten op kwaliteit en pedagogische toetsing.

Het valt niet te verwachten dat dit advies onverdeeld wordt overgenomen. De toch al zo met zichzelf worstelende CDA zal op de rem gaan staan omdat het er de hand van de liberale duivel in ziet. Te weten D66 en VVD. Want de macht van de christelijke politiek loopt via de koepels van het bijzonder onderwijs.

Zoals religie niet met een verbod, maar met de uitbreiding beantwoord moet worden, heeft de Onderwijsraad begrepen dat zoiets ook het antwoord is op het bijzonder onderwijs. Het zou binnen de Nederlandse politieke traditie een aardverschuiving zijn als de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs werd beëindigd. Da’s verloren moeite. Maar de uitbreiding van het bijzonder onderwijs omzeilt de stammenstrijd en verkleint in de toekomst het belang van het onderwijs op religieuze en levensbeschouwelijke grondslag.

Foto: Cartoon ‘Wijze mannen keuvelen wat over de vrijheid van onderwijs’. Credits Gnoe