Is Bas Heijne een geloofwaardig criticus van Susan Nieman?

Schermafbeelding van deel column van Bas Heijne in NRC, 5 mei 2023.

Bas Heijne meent in zijn columnJa, absurde voorbeelden van ‘woke’ genoeg. Maar zo ziet emancipatie er nu uit‘ dat het woke-isme een vorm van emancipatie is die niet tegen te houden is. Hij vertelt hoe hij in gesprek ging met de Amerikaans-Duitse filosoof Susan Neiman over haar boekjeLinks is niet woke‘.

Heijne karakteriseert de positie van Neiman zo: ‘Haar pamflet is een oproep aan links zich af te keren van zelfbetrokken identiteitspolitiek – tribalisme, zoals zij het noemt. Zijzelf beroept zich op het universalisme. Mensen moeten zich niet enkel gaan zien in het licht van kenmerken die ze toevallig hebben meegekregen, geslacht, geaardheid, kleur. En ook niet alleen betekenis vinden in hun slachtofferschap.’ 

Heijne meent dat Neiman niet uitlegt waar dat woke vandaan komt. Hij parafraseert haar opstelling en teleurstelling in jongeren die haar linkse wereldbeeld verraden zouden hebben: ‘Waarom houden ze zich bezig met identiteitsdingetjes en haarkloverijen over het juiste taalgebruik, ophef over culturele toe-eigening, terwijl er zo veel grotere problemen zijn?

Na deze inleiding over hoe Nieman redeneert geeft Heijne zijn kijk op de zaak. Hij meent dat wat nu ‘woke‘ genoemd wordt ‘gewoon een voortzetting is van de grote emancipatiebewegingen van de vorige eeuw‘. Dat betwijfel ik.

De focus en ambitie van de huidige ‘woke‘-emancipatiebeweging zie ik als anders dan die van de 20ste-eeuwse emancipatiebewegingen. Ik zie er geen voortzetting in, maar een afsplitsing die elementen van de 20ste-eeuwse emancipatiebeweging laat liggen. Zoals het accent op machtsdeling en economie.

Bas Heijne schrijft dat er gestreden werd voor reeële doelen, voor rechten, voor gelijkheid voor de wet die niet werden ingelost. Dat laatste verklaart hij door achterblijvende gedragsverandering, bewustwording, andere manieren van kijken. 

Vraag is of deze analyse klopt. Het lijkt eerder dat de concrete doelen niet werden gehaald, niet als belofte werden ingelost, omdat ze halfslachtig waren en niet ver genoeg gingen omdat de ambitie niet groot genoeg was en ze effectief door de zittende macht werden tegengewerkt. 

Heijne springt ineens naar de mentaliteit, het gedrag van individuen in de samenleving, zonder dat hij onderkent waarom nou precies de concrete doelen niet werden behaald en de ‘enorme vooruitgang‘ die hij noemt bij nader inzien relatief is. 

Het is geen eenduidige ontwikkeling. Want de samenleving mag gedemocratiseerd zijn en individuen mogen wettelijk beter beschermd zijn en meer welvaart en vrijheid genieten, maar dat speelt op het niveau van burger – overheid. 

Tegelijkertijd heeft de economische macht a-synchroon teruggevochten en de geëmancipeerde, vrijere individuen opgesloten in het eigen verdienmodel. Zodat die vrijheid de burger op andere wijze weer wordt ontnomen. 

Heijne ontkomt niet aan een zekere blikvernauwing als beschouwer van cultuur. Hij verbindt de economische, sociale, politieke en culturele aspecten onvoldoende om een geloofwaardig criticus van Susan Neiman te zijn. 

Ok, Neiman laat gaten in haar betoog vallen, maar dat doet Heijne ook. Bien étonnés de se trouver ensemble.

Waarom ik niet bij voorbaat voor of tegen het homohuwelijk ben: ‘Kan ik dit mezelf uitleggen’. Pluriformiteit werkt tegen polarisatie

Het homohuwelijk heb ik altijd komiek gevonden. Grappig, heet dat in hedendaagse termen. Zelf ben ik hetero en niet getrouwd, wel heb ik een notarieel samenlevingscontract gesloten met een vrouw om de zakelijk kant van onze relatie veilig te stellen in verband met overlijden en/of een erfenis. Ik heb nooit de behoefte gehad om te trouwen en de relatie met een huwelijk te bezegelen. Maar daarmee is niet gezegd dat ik een ander een huwelijk ontzeg. Ik ben niet tegen het homohuwelijk, maar ben er evenmin voor. Ik ben niet van mening dat iemand die niet voor het homohuwelijk is per definitie niet voor een gelijke positie van homoseksuelen is. Als dat het geval is, dan ben ik voor het homohuwelijk. Want de afwijzing ervan mag in mijn ogen niet gebruikt worden om de gelijkwaardigheid van homoseksuelen ter discussie te stellen. Dat staat buiten kijf.

Ik moest hieraan denken door twee actualiteiten van afgelopen week. Dat was een interview in NRC van Bas Heijne met de Franse sociologe Nathalie Heinich waarin Heijne opmerkt: ‘In een wat sofistisch betoog had ze gesteld dat je op basis van seksuele voorkeur niet automatisch de openstelling van het huwelijk ‘voor iedereen’ kon afdwingen.’ De pas met een man getrouwde Heijne is het niet met haar eens. Ik ben het met Heijne eens dat Heinichs betoog over deze ‘delicate kwestie’ dat zij onder meer verwoordt in een artikel uit 2013 in Le Monde vergezocht en mooipraterij is. Maar ik ben eveneens van mening dat iemand tegen het homohuwelijk kan zijn zonder per se homofoob te zijn of tegen de ongelijkheid van homoseksuelen.

De andere actualiteit was het besluit van de synode van de Protestante Kerk (PKN) om ‘op papier het onderscheid te handhaven tussen het kerkelijk huwelijk van homo’s en hetero’s’ zoals Trouw het in een artikel van 16 november 2018 samenvat. De PKN beschrijft het besluit in een persbericht. In Nederland gaat het burgerlijk huwelijk hoe dan ook aan het kerkelijk huwelijk vooraf. Trouw laat teleurgestelde gelovigen aan het woord die het niet eens zijn met het besluit en twijfelen of ze de kerk moeten verlaten. Overigens maakt dat niet veel uit te maken omdat gemeenten hun eigen beleid mogen voeren. Synodelid Peter Goudkamp is kritisch: ‘We hebben de deur gesloten gehouden voor een bepaalde groep mensen. We zijn bij elkaar gebleven met mensen die anderen buiten de deur houden. Als een homoseksueel wil trouwen in een bondsgemeente, of er ouderling wil worden of dominee, dan krijgt die nul op het rekest. Ik vind dat onbegrijpelijk.’

Wat maakt dit alles duidelijk? Welnu, naar mijn idee dat er variatie in het denken kan zijn. Iemand kan tegen het homohuwelijk -of het huwelijk in algemene zin- zijn zonder homofoob te zijn en homoseksuelen een gelijke positie te ontzeggen. Het is verfrissend dat mensen niet volgens patronen of pakketten meningen denken, maar zich per onderwerp een eigen mening vormen. Anders vormen zich meningen door polarisatie en staat het conservatieve monolitische blok tegenover het progressieve monolithische blok. Geborgen en gevangen in eenvormigheid van blokken waarin iedereen individueel denkt te zijn door op alle onderwerpen hetzelfde te denken als bentgenoten. Verschillen geven ruimte. Pluriformiteit en diversiteit binnen partijen of bewegingen is politiek en maatschappelijk stabieler dan pluriformiteit tussen partijen of bewegingen.

Wie geld heeft hoeft niet te pronken met uiterlijke verschijningsvormen. Wie kennis en inzicht heeft hoeft niet te pronken met wetenswaardigheden. Wie een stabiele relatie heeft hoeft die voor de wet niet om te zetten in een officieel huwelijk. Het omgekeerde is allemaal best toegestaan, maar niet noodzakelijk. Ofwel, het een of het ander is niet vanzelfsprekend. Vanuit een progressieve gedachtenwereld kan men niet voor het homohuwelijk zijn of twijfels hebben over de vanzelfsprekende goedkeuring voor euthanasie of abortus. Nogmaals, zonder dat men er evenmin faliekant tegen is. Het is de modieusiteit en de verplichting die medestanders opleggen om volgens patronen te denken die benauwt. Een individu onttrekt zich aan die druk.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSynode handhaaft onderscheid homo’s: ‘Ik kan dit mijn dochter niet uitleggen’’ van Maaike van Houten in Trouw, 16 november 2018.

Een reactie bij het ‘Journalistiek Jaarverslag NRC 2017’

De abonnee’s van NRC kregen afgelopen week een e-mail van hoofdredacteur Peter Vandermeersch. Hij merkt daarin op dat NRC zoals elk bedrijf jaarlijks een financieel jaarverslag publiceert. Maar ook een journalistiek jaarverslag omdat het uiteindelijk om de journalistiek gaat: ‘Wij drukken ons succes dus niet zozeer uit in euro’s als wel in een valuta die minder helder maar veel interessanter is: in welke mate slagen wij erin om u, onze lezer, uw mening te laten vormen?

De hoofdredacteur stelt zich procesmatig op en beschrijft de omgeving waarin NRC moet opereren. Dat is een beschrijving die echter voor alle media geldt en niet specifiek is voor NRC. Dat is tevens het ongemak van Vandermeerschs overkoepelende opstelling die voorbijgaat aan de politieke keuzes van NRC. Heeft de krant net als D66 op immateriële onderwerpen een progressief hart en op materiële onderwerpen een naar rechts leunende portemonnee? Is dat gewenst of dient dat bijgesteld te worden? Of is het niet (meer) van belang? Vandermeersch stipt het niet aan en we komen niets te weten over de  koers van NRC. In de voorstelling van de hoofdredacteur lijkt het alsof NRC in een politiek vacuüm opereert waarin nergens druk ontstaat en het uitsluitend te maken heeft met problemen die iedere burger tegenwoordig ontmoet: culture wars, de bubbel waarin mensen zich geïsoleerd terugtrekken en de fragmentering en devaluatie van het begrip ‘waarheid’. Vandermeersch zegt onderaan deze e-mail uit te kijken naar reacties. Dit heb ik hem op 4 januari gestuurd:

Met veel genoegen lees ik sinds lang NRC. Als jong volwassene kreeg ik het Algemeen Handelsblad dagelijks aan de leestafel bij mijn grootvader onder ogen. Die voorganger van voor de fusie. Toen ik in de jaren ’70 ging studeren was de keuze voor NRC snel gemaakt.

De krant heeft me mede gevormd. Eerst vanuit de hoek van de literatuur door medewerkers als Rudy Kousbroek of K.L. Poll. Later vanuit de film en nog later vanuit de politiek. Met de onvolprezen analisten J. L. Heldring en H.J.A. Hofland.

Maar het is geen 1970 meer. De scheidslijnen in de maatschappij en de politiek zijn onder druk van de ontwikkelingen in de VS veranderd. Het is de vraag of NRC daar voldoende op reflecteert. De grootste tegenstelling lijkt niet meer die tussen links en rechts, maar tussen de gevestigde politiek en het nihilisme dat het systeem wil kraken. Hoewel sociaal-economische onderwerpen over belastingontwijking, belastingdruk en inkomensverschillen hiermee niet minder belangrijk zijn geworden. Maar de urgentie ligt nu even elders, zo lijkt het.

Hoe moet een medium als NRC dat ook wel geschaard wordt onder de ‘establishment media’ hier op reageren? Met die vraag in het achterhoofd lees ik NRC de laatste jaren. Ik ben van mening dat het kansen laat liggen en zich meer rechtsstatelijk zou kunnen opstellen. Zo beredeneerd staat het bestaan van NRC in zijn huidige vorm op het spel omdat het verbonden is met de maatschappij waarin het functioneert. Dat is nooit vrijblijvend, maar nog minder vrijblijvend dan het 50 of zelfs 15 jaar geleden was. Of die urgentie over de eindigheid van de gevestigde orde in NRC voldoende is ingedaald is de vraag.

Voor een lezer die op afstand staat en niet aanzit aan de vergadertafels en daarom niet in de zwarte doos kan kijken, is het lastig om in te schatten of NRC de goede keuzes maakt. Wat de lezer wel kan zien zijn de prioriteiten die NRC in zijn kolommen geeft aan onderzoek, berichtgeving en plaatsing van bijdragen van gasten. Dan moet me van het hart dat ik vind dat NRC het afgelopen jaar kansen heeft laten liggen om scherper te opereren.

Laat ik een voorbeeld geven. In 2017 heeft NRC meermalen tamelijk kritiekloos aandacht besteed aan Thierry Baudet en zijn partij Forum voor Democratie. In de berichtgeving en via interviews. Het is prima om de lezer te informeren. Maar ik vind het onbegrijpelijk en getuigen van luie journalistiek dat NRC in een diepgravend artikel nooit aandacht heeft besteed aan de extreem- of radicaal-rechtse contacten van Baudet. Juist omdat politici als Baudet die als destructieve kracht gezien kunnen worden van alles een grapje proberen te maken is het belangrijk dat de bekende feiten goed en scherp op een rijtje gezet worden. Dat geldt nog meer als daaruit een beeld oprijst dat contrasteert met Baudets huidige profilering. Waarom heb ik in NRC nooit gelezen over zijn aanwezigheid op een door het Front National geleide conferentie in februari 2016 in een zoutmijn in het Poolse Wieliczka? Het kan toch niet zo zijn dat NRC dit overlaat aan De Correspondent dat minder middelen heeft?  

Het zal wel een klacht zijn die u vaker ziet, maar de kwantitatieve groei van de columns zie ik als een negatieve ontwikkeling. Bas Heijne en Luuk Middelaar lees ik nog, de rest van de columns sla ik over. Ik voel meer voor kwalitatieve groei van de columns. Het gemis van de mediacolumn van Hans Beerekamp voel ik nog dagelijks. Wat er sinds die tijd in NRC aan televisie- en mediakritiek verschijnt vind ik ondermaats, saai en zonder enig interessant idee.

Ik heb begrip voor de koers van NRC die volgt uit een lastige afweging om een divers publiek te bereiken. De grootste concurrenten zijn immers niet meer Het Parool, Trouw, De Volkskrant, het NOS Journaal of Nieuwsuur, maar het internet. De geïnformeerde lezer kan het nieuws op gerenommeerde Engelstalige sites 1,5 dag lezen voordat het in de krant gepubliceerd wordt. Om die reden wordt NRC automatisch naar de kant van de achtergrondinformatie, de binnenlandse berichtgeving of de onderzoeksjournalistiek gedrongen. En de bladvulling. Berichtgeving over veel onderwerpen wordt zo minder belangrijk omdat die elders sneller en beter te vinden is. Het risico is dat het percentage trivialiteit in de krant daardoor een kritische grens overschrijdt. Daar moet de hoofdredactie voor waken. Een nog scherpere keuze voor kwaliteitsjournalistiek is de beste waarborg dat NRC de lezer bereikt. Mits de gevestigde orde in stand blijft uiteraard.

Ik wens u en NRC veel sterkte in 2018.

Foto: Schermafbeelding van voorkant Journalistiek Jaarverslag 2017 van NRC, 18 december 2017.

EU is sterk, maar moet eigen mythe opbouwen om in de publieke opinie te overleven

Hoe komt het dat in de internationale politiek dat wat groot is klein wordt gemaakt, en wat klein is groot wordt gemaakt? Is het de schuld van de (sociale) media dat dat gebeurt? Neem de politieke leiders president Trump van de VS en Putin van de Russische Federatie die de voorpagina’s domineren. Wat is hun werkelijke macht? Hun macht en invloed wordt overschat. Een artikel in Politico van Susan Glazer verduidelijkt dat de macht die aan Putin wordt toegeschreven voornamelijk bestaat uit mythevorming. Buiten de ringweg van Moskou is Putins macht beperkt. En omgekeerd, binnen de ringweg van Washington is Trumps macht beperkt. Een aardige tegenstelling. Maar het niet hebben van centrale macht telt meer in de parlementaire democratie die de VS is, dan in de autoritaire Russische Federatie dat het grootste en meest diverse land ter wereld is en netwerken langs andere breuklijnen tot stand komen. Omgekeerd leidt de EU aan negatieve mythevorming.

Hoe komt het dat de succesvolle EU die is ontstaan om Duitsland in een supranationale organisatie te integreren zo lijdt aan negatieve mythevorming? Komt dat omdat het niet gepersonifieerd wordt door een leider die door kan gaan als sterk en machtig? Zelfs als dat in werkelijkheid niet zo is, maar wel werkt in de beeldvorming. Komt het omdat de EU halverwege is blijven steken in democratisering en federalisering, en daarom zowel de nationalisten als de federalisten teleurstelt? Of komt het doordat de verslaggeving door de media over de EU bijna volledig nationaal gericht is en nieuwsconsumenten een te nationaal beeld van de echte EU wordt voorgeschoteld dat nauwelijks overeenkomt met het werkelijke functioneren van de EU?

Het lijkt te simpel om de (sociale) media verantwoordelijk te stellen voor de overschatting en mythevorming van Trump en Putin, en de onderschatting van de EU. Het antwoord daarop is dat iedereen verantwoordelijk is voor de beeldvorming en dat in eigen hand moet nemen. Trump doet dat met zijn getwitter en zijn groteske manoeuvres die afleiden van de bedreiging voor zijn macht. Trump is in 2015 en 2016 kritiekloos geholpen door de media die hem overvloedig vrije publiciteit boden en hij de Republikeinse nominatie kon verzilveren. De inmenging van het Kremlin op sociale media tijdens de presidentscampagne van 2016 gaf het laatste zetje. Putin opereert met zijn door de staat gefinancierde propagandazenders als RT en Sputnik die een westers publiek bespelen en de publieke opinie proberen te beïnvloeden. Niet direct omdat het bereik ervan klein is, maar in samenspel met de sociale media waarbij die propaganda dient om legitimiteit te bieden. In het binnenland zijn oppositionele media gesloten of zo ingeperkt dat ze niet normaal tegenspel kunnen bieden.

De EU laat het nagenoeg afweten in de beeldvorming. Deels is dat een gevolg van verdeeldheid, deels van koudwatervrees. In elk geval ontbreekt de urgentie bij EU-leiders en nationale leiders van de EU-lidstaten om in de (sociale) media een mythe op te bouwen waarin de EU zo geloofwaardig is dat die samenvalt met de werkelijkheid. Bas Heijne verwijst in zijn NRC-column instemmend naar president Emmanuel Macron die een politiek heldendom wil ontwikkelen: ‘Het is geen goed idee geweest om alle grote verhalen te deconstrueren, kapot te maken. Hierdoor is het vertrouwen in alles en iedereen verdampt.’ De EU en de EU-lidstaten moeten beseffen dat als ze samen willen overleven ze beter dan nu hun verworvenheden naar buiten moeten brengen.

De EU moet zich niet de pas laten afsnijden door de radicale nationalisten op de linker- en rechterflank die in de beeldvorming aanknopen bij de mythevorming van Putin of Trump die feitelijk afleidt van de werkelijkheid. De eerste die bij gebrek aan eigen verworvenheden die noodgedwongen vervangt met anti-Amerikanisme. En de laatste die uit hetzelfde gebrek dat vervangt met egotripperij en wit racisme. De EU is inhoudelijk sterker en moet nu de eigen mythe opbouwen om in de publieke opinie te overleven. De paradox is dat de negatieve beeldvorming over de EU meer verworvenheden omvat dan de positieve mythevorming over Putin en Trump.

Foto: Fragment uit het schilderij ‘L’enlèvement d’Europe’ (‘De ontvoering van Europa’) van Noël-Nicolas Coypel, 1727. Collectie: Philadelphia Museum of Art.

Jesse Klaver en GL krijgen het verwijt inhoudsloos te zijn. Ook van Lubach

Het politieke seizoen is geopend en de aanval op de oppervlakkigheid van GL-leider Jesse Klaver is ingezet. Niet alleen door de rechtse, natuurlijke vijanden, maar ook door de natuurlijke bontgenoten uit links-liberale hoek. Zoals de VPRO of de NRC. Aanleiding is de ‘documentaire’ ‘Jesse’ van Joey Boink die volgens critici elke inhoud en verdieping mist. Met terugwerkende kracht slaat de gehekelde persoonsverheerlijking van Klaver in ‘Jesse’ terug op de campagne van GL. En het weglopen tijdens de formatie van de onderhandelingstafel door Klaver over een Afrika-deal voor migranten. Het lijkt nu waarschijnlijk dat dat uit onmacht en door een gebrek aan inhoud gebeurde. GL wordt zo in de beeldvorming de partij van marketing und gar nichts. GL bevestigt dat beeld door sinds de verkiezingen van 15 maart niet met beleid in het nieuws te komen. Wat denkende doeners als Mariko Peters of Femke Halsema ooit deden. Wetenschappelijk bureau De Helling lijkt geïsoleerd.

De marketing van GL waarachter niet inhoudelijks te ontdekken is zou niet rampzalig zijn als de twee andere linkse partijen PvdA en SP in vorm waren. Maar dat zijn ze niet. De PvdA worstelt na de verkiezingsnederlaag nog steeds met de eigen leegte en in de SP verstikt centralisme het functioneren. Ideeën die met overtuiging en continuïteit worden gepresenteerd zijn op dit moment bij PvdA, SP en GL niet te vinden. Bas Heijne zegt het in zijn NRC-column aldus: ‘Waar houden Klaver en Boink ons voor, zien ze ons als zo dom en oppervlakkig?’ Die vraag kan ook aan de PvdA en SP gesteld worden. Waar houden deze partijen ons voor? Links liep weg van de onderhandelingstafel (GL) of weigerde er zelfs aan plaats te nemen (PvdA, SP).  Zodat de rechtse VVD en CDA het initiatief konden nemen, wat zo traag gebeurt dat ook daar weinig zelfvertrouwen lijkt te bestaan.

Antwoord aan Jaap Plaisier: Viktor Orbán bedient zich van antisemitisch jargon

Hier is er weer één. Een reactie op een artikel op een van de rechtse sites die Nederland telt. Dit keer het gematigd-radicale TPO. Blogger Jaap Plaisier heeft het niet zo op de Volkskrant-columnist en ‘charlatan’ Arnon Grunberg en relativeert het antisemitisme van politici als Viktor Orbán, Marine Le Pen en Geert Wilders. Maar dat is niet het hele verhaal. Vorm en inhoud vallen niet altijd zo samen als we vermoeden. Het antwoord:

Het kan best dat premier Viktor Orbán geen antisemiet is, maar hij bedient zich wel van hedendaags antisemitisch jargon. Dat is omcirkelend taalgebruik. Orbán is slim genoeg om zich niet expliciet antisemitisch uit te laten, maar of daaruit geconcludeerd te worden dat hij geen antisemitische agenda volgt -zoals Plaisier doet- is te kort door de bocht. Het gaat erom wat Orbán met zijn verwijzingen naar George Soros, de financiële, speculatieve wereld of multinationale kringen precies beoogt. Hij hint ergens op zonder het voluit te zeggen. Orbán laat het bewust in de lucht hangen, en wast zijn handen in onschuld. Zo denkt hij.

Verhullend taalgebruik dat uit rechts-populistische of rechts-nationalistische kringen opklinkt is verwarrend omdat degenen die er aanstoot aan nemen er wat anders uit afleiden dan degenen die er geen aanstoot aan nemen. Het is precies voldoende duidelijk om er Orbáns navolgers mee te motiveren in hun nationalisme of antisemitisme en precies niet duidelijk genoeg om Orbán van virulent antisemitisme te betichten.

Plaisier relativeert in zijn betoog alles weg. Dat is van eenzelfde soort verwarring die hij Arnon Grunberg verwijt. En inderdaad Grunberg geeft zijn opinie over dit onderwerp, zoals Plaisier dat ook doet. Voor de sekte van Volkskrant-lezers kan Grunberg belangrijk zijn, zoals voor een sekte van TPO-lezers Plaisier belangrijk kan zijn. Maar in de publieke opinie zijn ze uiteindelijk onbelangrijke uitingen. Dat is een relativering die Plaisier hopelijk kan waarderen.

Is Grunberg een charlatan? In elk geval slaat de vergelijking van Plaisier van Grunberg met Bas Heijne naar mijn idee de plank mis, en gooit Plaisier de mogelijkheid weg om te onderscheiden. Heijne is een essayist met analyses die weloverwogen en doordacht zijn. Of men het er politiek nou mee eens is of niet. Grunberg is meer een literator die zich bezondigt aan het verkondigen van meningen over kunst op politiek die op een impressionistische wijze tot stand komen. Daarom valt er heel wat op af te dingen en is het de vraag wat het allemaal waard is. Laatst hees Grunberg in NRC de Utrechtse kunstenaar Jeroen Hermkens op het schild. Dat werd door kunstliefhebbers hoofdschuddend en als onbegrijpelijk aangezien en riep de vraag op of Grunberg eigenlijk verstand heeft van beeldende kunst. Zoals nu Plaisier doet met de politieke Grunberg.

Het is jammer dat Plaisier niet ronduit wil toegeven dat er antisemitische tendenzen aanwezig zijn in de achterbannen van rechts-nationalisten als Marine Le Pen, Viktor Orbán of Geert Wilders. Het doet zich alleen in een andere vorm voor dan het traditionele antisemitisme zoals we dat kennen uit de recente geschiedenis. Los daarvan valt het te hopen dat Plaisier door zijn relativeringen niet het beeld oproept -bij degenen die hij inspireert en die slechter dan hem hun geschiedenis kennen- dat het allemaal wel meevalt met het hedendaagse, verhullende antisemitsche jargon.

Het valt niet mee wat er op dit moment in Hongarije gebeurt waar Orbán de radicaal-rechtse partij Jobbik de wind uit de zeilen probeert te nemen door voorzichtig aan te haken bij het antisemitisme dat in de Hongaarse samenleving bestaat. De opdracht voor een premier is echter een andere. Namelijk om bevolkingsgroepen te verbinden en niet het omgekeerde te doen door bepaalde bevolkingsgroepen uit te sluiten. Of dat direct of indirect, ondubbezlzinnig of dubbelzinnig, onverbloemd of verhullend gebeurt is ondergeschikt en niet de hoofdzaak. De intentie van Orbán telt, niet zijn jargon.

Foto: Schermafbeelding van deel opinie-artikelGeert Wilders antisemiet? Arnon Grunberg charlatan; ‘Een charlatan kan trouwens, mits getalenteerd, buitengewoon waardevol zijn’’ van Jaap Plaisier voor TPO, 13 mei 2017.

Amateurisme, faalangst en Trump plagen Wilders. Hoogste tijd voor de herwaardering van het politieke handwerk?

38e863a5126bee541a14fe0bbe9fa130

Drie stukken in NRC openen een nieuw front tegen Trump en de zogenaamde populisten, inclusief Geert Wilders. Tom-Jan Meeus omschrijft in zijn wekelijkse columnHaagse Invloeden‘ waar het om gaat: ‘Regeren is een vak. Behalve standpunten innemen vergt regeren juristerij, organisatietalent, personeelsbeleid, professionaliteit en afgewogenheid. Elk hoofd van een regering zal alleen controle en regie houden wanneer hij (m/v) vakkundige politici en medewerkers om zich heen verzamelt.’ Meeus verwijt Trump en Wilders amateurisme en roept de media op om te praten ‘óók over de taal van lijsttrekkers, alsmede hun vermogen standpunten om te zetten in maatregelen. Om iets te presteren, in plaats van alleen te praten.’ Een pleidooi voor de restauratie van het politieke handwerk. Vraag is alleen of dit enige indruk maakt op Wilders’ kiezers.

Bas Heijne meent in zijn column getiteld ‘Nuttige idioten’ dat de teruglopende score in de peilingen van de PVV een gevolg is van een tegenvallende Trump: ‘De chaos die Trump heeft geschapen, doet het beeld enigszins kantelen. Het lichtend voorbeeld zag er ineens uit als een vreselijke parodie.’ Trump voert continue campagne omdat hij niet anders kan. Zijn uitgangspunt van de perpetual campaign laat hem per definitie niet of volstrekt onvoldoende toekomen aan regeren. Heijne: ‘Maar Trump kan niet anders, hij is een politieke exponent van wat essayist Pankaj Mishra in The Age of Anger een „wereldwijde burgeroorlog” noemt, met als dominant narratief dat de samenleving ziek is, je tegenstander bij je om de hoek woont en de elite de poorten wijd open heeft gezet voor vijanden. Alles wat op het A4’tje van Wilders past.’

Maartje Somers zoekt John Dean op die klokkenluider was in de regering-Nixon en een rol in de Watergate-affaire speelde. In een artikel met de niets aan duidelijkheid overlaten titel ‘Trump is erger dan Nixon ooit was’ vraagt ze hem om Trump met Nixon te vergelijken. Dean: ‘Nixon was een ervaren politicus. Hij bezat historische en politieke kennis, je kon op niveau met hem praten. Trump weet niets. Hij is arrogant, en wil dus ook niet toegeven dat zijn kennis tekortschiet. Hij heeft geen belangstelling voor politiek, zelfs niet voor het ambt van president.’ Waar Nixon binnen de rechtsstaat bleef en uiteindelijk aftrad uit belang voor zijn land, laat Dean de twijfel open of Trump binnen de lijntjes van de wet blijft en dezelfde afweging zou maken.

De vraag naar de politieke kwaliteit van populisten als Trump en Wilders past in de steeds breder klinkende verzuchting dat populisten goede brekers zijn, maar slechte bouwers. Met de vervolgvraag wat ze op regeringsniveau toe kunnen voegen aan de democratie. Nu president Trump in de praktijk onderstreept als regeringsleider incompetent te zijn en er een chaos van te maken komt het belang van het politieke handwerk opnieuw in de aandacht. De les voor de media en de kiezers is dat ze verder moeten kijken dan het uitventen van standpunten. In de politiek gaat het om het omzetten van standpunten in beleidsmaatregelen.

Er is ook verschil tussen Trump en Wilders. De Amerikaanse president heeft zich verbonden aan de alt-right beweging die zich mede keert tegen het heersende conservatisme in de Republikeinse partij. Dat brengt hem op voet van oorlog met de partij die hij gekaapt heeft en waarvan hij de kernpunten niet deelt. Trump wordt door het partijkader getolereerd zolang hij de Republikeinse partij niet meer beschadigt, dan van pas komt en kansen biedt. Wilders opereert alleen, heeft nooit een organisatie opgebouwd en is wantrouwend naar partijgenoten. De PVV is niet voorbereid op het dragen van regeringsverantwoordelijkheid omdat Wilders zich daar nooit op heeft willen voorbereiden. Wilders kan niet aanhaken bij anderen en heeft zich geïsoleerd.

Trump haakt aan bij malcontenten die er een Marxistische verpauperingstheorie op nahouden die de revolutie onontkoombaar maakt. Wilders is stukken burgerlijker. Waar de einddoelen van Trump onhaalbaar zijn omdat ze in hun pure vorm de democratie inclusief de instituties vernietigen zijn de einddoelen van Wilders niet eens omschreven. Hij weet wat hij niet wil, maar niet wat hij wel wil. Geert Wilders navigeert de PVV aan de hand van marketing, projectie van een volkswil, het kernthema islam en richting en invloed van andere populisten naar een positie in het politieke spectrum die feitelijk een parkeerplek is. Wilders kan en wil niet regeren, Wilders wil zich met de PVV niet voorbereiden op het dragen van regeringsverantwoordelijkheid, Wilders kan en wil zijn einddoel voor Nederland niet omschrijven. Wilders’ standpunten moeten begrepen worden om die vlucht voor het nemen van verantwoordelijkheid te verhullen. Wilders draait eindeloos warm in zijn faalangst.

Foto: ‘The demolition of Pruitt-Igoe, St. Louis, 1972’.

Mark Rutte moet niet langer bierdrinken met Vladimir Putin

10527448_681311558663860_4039905264662700025_n

De Litouwse president Dalia Grybauskaite zei gisteren dat de EU afbreuk doet aan de eigen waarden door de handelsbetrekkingen met Rusland te beschermen. The Baltic Times doet verslag. Ze doelde op de verkoop van een Frans militair Mistral-helicopterschip aan Rusland -mogelijk gevolgd door een tweede- dat het machtsevenwicht in de Zwarte Zee zal beïnvloeden en in strijd is met de Gedragscode voor Wapenverkoop dat de EU in 1998 ratificeerde. Vele criteria zijn er trouwens mee in strijd, maar vooral 6a dat gaat over ‘de steun of aanmoediging van het terrorisme en de internationale georganiseerde criminaliteit’ door de koper. Door zijn inmenging in Oekraïne en z’n andere geheime oorlog in Moldavië is het goed verdedigbaar om president Putin onderhand als de grootste terrorist van Europa te beschouwen. Die verkoop je toch geen Mistral?

De ‘Mistralisatie‘ van de Europese politiek verscheurt de Europese waarden. Het scheidt de onderkruipers van de activisten. Kwartaalcijfers van bedrijven, werkgelegenheid en goedkope kredieten winnen het tot nu toe van samenwerking, solidariteit en een coherente buitenlandse politiek. In een opinieartikel in de NRC constateert Bas Heijne dat al het socializen en bierdrinken met Putin niets opgeleverd heeft. Een diepte-investering van niks. Terwijl ander westerse landen afhaakten en wegbleven in Sochi. Maar Nederland niet. Toen het er echter op aankwam toonde president Putin geen respect voor Nederland en de MH17-slachtoffers. De kruiperige houding en de gedienstigheid van het Nederlandse politieke en economische establishment betaalden niet uit.

Nederland wordt laat wakker. Wie weet hoe snel het weer wegkijkt richting business as usual als opnieuw het tij keert. Maar er zijn positieve signalen. Voormalig Gasunie-voorzitter George Verberg stelt een boycot van gas uit Rusland voor. Nederlands bedrijfsleven en politiek hebben zich jarenlang laten piepelen door Putin. Denk nogmaals aan het beschamende, onwaardige en naïeve bierdrinken van koning Willem-Alexander met Putin in Sochi. Terwijl deze de annexatie van de Krim voorbereidde. Slappe knieën en gebrek aan ruggengraat als gevolg van de influisteringen door Shell, Philips en Gasunie. Geen maatschappelijk protest hielp eraan.

Nederland kan alleen een vuist maken binnen de EU. De Nederlandse krijgsmacht is een schaduw van wat het ooit was. Landen als Frankrijk en Duitsland zijn bedeesd hun handelsbelangen te schaden en staan op de rem om Rusland harde sancties op te leggen. De EU is star en traag, gehypnotiseerd als het spreekwoordelijke konijn dat gevangen zit in de lichtbak. Europese en nationale leiders moeten niet oorlogszuchtig of impulsief zijn, maar de trage besluitvorming en het voor zich uitschuiven van besluitvorming vraagt veel van het geduld en inlevingsvermogen van de Europeanen. De EU lijkt een gedachtestop en een angst om op te treden tegelijk.

Foto: Obrechtstraat Utrecht, 2014  door Lydia van Oosten.

Van ’t Schip wil boycot WK2018 in Rusland vanwege MH17

john
Oud-Ajacied, oud-international en voetbaltrainer in het Australische Melbourne John van ’t Schip roept in een tweet op het WK Rusland 2018 te boycotten. Een oproep die ik ondersteun. Want de wereld verliest aan normbesef door grote publieksevenementen in niet-democratische landen als Rusland of Qatar te houden.

De tweet van Van ’t Schip past in een patroon. Al vanaf de zomer van 2013 klonken oproepen om vanwege de verslechterde mensenrechtensituatie in Rusland -vooral vanwege de homorechten- de Olympische Spelen van Sochi of de kunstmanifestatie Manifesta in St. Petersburg te boycotten. Maar geen enkel protest hielp. Ondanks maatschappelijk protest stuurde Nederland de zwaarst mogelijke delegatie naar Sochi, waar andere landen wegbleven. De naïef geachte koning Willem-Alexander die volgens critici ook nog eens de waardigheid van z’n ambt te grabbel gooide dronk er een biertje met Putin. Oh oh Sochi, wat hadden premier Rutte en koning Willem-Alexander het naar hun zin. Geen enkel kritisch woord landde bij het kabinet Rutte-Asscher dat de mensenrechten als speerpunt vervangen heeft door economische politiek. De kachel moet roken en de Nederlandse handelsbelangen gaan boven alles. De lobby van werkgevers zorgt ervoor dat Rutte en de VVD ten alle tijde vasthouden aan het uitgangspunt ‘business as usual’. Ook als dat Nederlandse doden kost.

Genoeg is genoeg. Het wordt tijd dat Nederland vooral in de EU een hardere koers tegenover Rusland steunt. Want 193 doden zijn te veel voor het pappen en nathouden van Rutte, Opstelten en Timmermans. beschamend zelfs, want het zelfrespect van Nederland staat op het spel. Zoals voormalig Commandant der Strijdkrachten en prominent VVD-er Dick Berlijn in De Telegraaf zegt: ‘Ik heb meer bewondering voor de felle bewoordingen van de Duitse en Australische regeringsleiders dan voor het ingetogen spreken van onze premier. Poetin en zeker dat zooitje ongeregeld in Oost-Oekraïne zijn alleen onder de indruk van macht en kracht. Dat signaal geeft Nederland nou niet bepaald af.’ Nee, dan heeft John van ’t Schip het beter begrepen. Premier Rutte moet het roer omgooien en waar mogelijk –Russische brievenbusfirma’s aan de Amsterdamse Zuidas– afstand nemen van het regime van Putin dat zoveel Nederlandse doden op z’n geweten heeft.

Foto: Tweet van John van ’t Schip, 20 juli 2014.

De ondraaglijke hypocrisie van Kasper König en Manifesta

1619257_598615143547618_829572352_n

Update 6 juni 2014: In een interview met Deutsche Welle zegt Kasper König: ‘I’ve stopped watching Russian television – I can’t stand the brainwashing anymore.’ Voorzover z’n visie op de Russische media en de ontbrekende vrijheid van meningsuiting. ‘It became clear to me that I was working in a country where there is no civil society’ geeft z’n visie op de Russische rechtsstaat. Al met al een lastige uitgangspositie om een tentoonstelling van hedendaagse kunst te maken. Of juist een uitdaging? Gaat de Manifesta door? 

Wat is een ergere ondeugd: schijnheiligheid of lafheid? Of lopen ze in elkaar over? In een beschouwing in NRC prikte Bas Heijne afgelopen zaterdag de dubbelhartigheid van Kasper König en de organisatie van de Manifesta door. Naast het blaffen van de Nederlandse economische en politieke elite die uit eigenbelang in de schulp kruipt voor Russische dreigementen. Verslaafd aan eigen welvaart. Heijne’s conclusie is dat president Putin juist voor zulke huichelarij (grote woorden, geen daden) geen respect heeft. De Duitse König is curator van de Manifesta 10 die voor 28 juni tot 31 oktober 2014 gepland staat in de Hermitage in het Russische St. Petersburg. De kunstmanifestatie Manifesta vindt om de twee jaar plaats en is een Nederlands initiatief.

In een verklaring zegt König: ‘De situatie is geëscaleerd sinds ons werk begon, maar ik denk niet dat dit steun betekent voor de huidige politieke en militaire acties van Rusland. (..) Ik heb niet de ambitie om gewoon commentaar te geven en, wat nog belangrijker is , ik hoop dat ik veel meer dan alleen commentaar op de huidige politieke omstandigheden kan geven’. Is König een geniale dommerik of een dom genie? Door te suggereren dat-ie meer dan commentaar geeft, hoeft-ie geen commentaar te geven en ontloopt-ie dat.

Het ergste komt nog: ‘Het is voor mij belangrijk dat mijn contract artistieke vrijheid garandeert, maar binnen de Russische wet. Toch hopen we aanzienlijke kunstwerken te tonen die geen toevlucht nemen tot goedkope provocaties. Het milieu en de mogelijkheden voor deze tentoonstelling zijn zeer rijk en het zou een vergissing zijn onze mogelijkheden te reduceren tot het niveau van alleen het maken van een bepaalde politieke verklaring‘. Stel je voor, goedkope provocaties. Niks voor een curator van stand. Niks voor een Nederlands-Russische organisatie die spreekt over de nasleep van de Koude Oorlog en daarom niet kan schakelen naar de nieuwe werkelijkheid van vandaag: een nieuwe verkoeling tussen Oost en West. Opnieuw ontloopt König liever zijn verantwoordelijkheid. Stel je voor dat-ie met Manifesta 10 een politieke verklaring afgaf. In Rusland.

Artistieke vrijheid binnen de Russische wet? Op welke planeet heeft König afgelopen jaren geleefd door te stellen dat z’n contract een garantie van artistieke vrijheid geeft? Aan hemzelf? Is König zo wereldvreemd dat-ie niet weet wat er in augustus 2013 met Konstantin Artunin en Alexander Donskoy in datzelfde St. Petersburg gebeurde? De politie viel zonder rechterlijk bevel het anarchistische ‘Museum van de Macht‘ binnen, haalde werken weg die kritisch voor de machthebbers waren en sloot het museum op last van de autoriteiten. Da’s de vrijheid van de Russische wet waarbinnen König opereert. Zijn huichelarij en die van de Manifesta-organisatie zijn tenenkrommend. Net als de Nederlandse elite praat het recht wat krom is. Achterhaald door de actualiteit die een streep zet door contracten, afspraken en mooie woorden die vals klinken. Weg met de collaborateurs.

Foto: President Putin en beeldende kunst.