De ‘dialoogtafels’ van Nederland in Dialoog dromen over vrede

Aldus een schermafbeelding van de aankondiging van het programmaVrede doorgeven’ van Utrecht in Dialoog dat op 17 september 2018 in de Domkerk plaatsvindt. Deze organisatie is onderdeel van Nederland in Dialoog dat onder meer verbonden is aan de organisatie Art. 1 dat zich profileert met het motto ‘voorkomt en bestrijdt discriminatie’. Deze programma’s vinden in het hele land plaats, hier is een overzicht in te zien.

Nederland in Dialoog is sinds 2001 uitgegroeid tot een netwerk van zo’n 90 dialoogsteden. De Week van de Dialoog vindt jaarlijks plaats. Nederland in Dialoog heeft als doel: ‘mensen met elkaar in een inspirerend gesprek te brengen door inzet van dialoog. Door aan dialoogtafels ervaringen, ideeën en dromen uit te wisselen, ontstaat er ruimte voor nieuwe inzichten en het benoemen van persoonlijke actie.’

De vraag die de aankondiging stelt is ‘hoe kunnen we vrede doorgegeven?’ Essentieel is wie met ‘we’ bedoeld wordt. Zijn dat wapenhandelaren, drugsbaronnen of leiders van ‘failed states’ die niet naar vrede, maar naar oorlog streven omdat ze in onrust en chaos hun macht kunnen botvieren en winst maken?

Het programma ‘Vrede doorgeven…’ van Utrecht in Dialoog toont een groot gebrek aan politiek realisme en een overvloed aan goede bedoelingen en wensdenken. Het idee is dat vrede door een mentaliteitsverandering van onderop kan worden gerealiseerd. Dit komt in de praktijk echter niet neer op de strijd voor vrede, maar op de overgave aan de oorlog. Zeker voor de korte termijn. Zo resteert er een brede kloof in de beeldvorming over  vrede. Terwijl van onderop in eigen kring het beeld wordt opgeëist dat het uiteindelijk de goede kant zal opgaan met de vrede, is daar in de wereld van bestuurskamer of commandocentrum nu niets van te merken.

Daarbij komt het veelvuldig gebruik van het woord ‘dialoogtafel’ dat pijn doet aan het taalgevoel. De opzet ervan is dat de samenwerking en verstandhouding tussen de deelnemers wordt verbeterd. Dat is een prachtig therapeutisch streven van de deelnemers. Ze praten zichzelf een goed gevoel aan. Zo wordt praten over vrede een middel. Hoe namelijk die verbeterde sfeer aan de dialoogtafel uiteindelijk van invloed kan zijn op het doorgeven van vrede aan degenen die over oorlog en vrede gaan is onduidelijk. De ‘dialoogtafel’ draait rond in zichzelf. Want het zou interessant zijn om te weten hoe met een resultaatgerichte actie de ‘dialoogtafels’ de relatie met de politiek, de macht en de culturele hegemonie leggen. Daar wordt niets over verklaard. Je zou voor de echte vrede wensen dat de ‘dialoogtafels’ van Nederland in Dialoog uit de droom geholpen worden.

Foto: Schermafbeelding van het programmaVrede doorgeven’ van Utrecht in Dialoog dat op 17 september 2018 in de Domkerk plaatsvindt.

Waarom zegt burger: ‘Politiek zegt me niks’? Uit teveel interesse?

Franc-Laicisation-par-these-antithese-Et-leur-synthese-de-demons

Twee berichten die los van elkaar lijken te staan, maar toch op elkaar aansluiten. These, antithese, synthese.

1) Commissaris van de Koning in Zuid-Holland Jaap Smit (CDA) vindt in zijn nieuwjaarstoespraak dat het respect tussen burgers en overheid wederzijds moet zijn. Hij pleit voor ‘daadwerkelijke invloed van burgers en voor een integere en transparante overheid‘. Smit constateert een gemis. Opmerkelijk is dat-ie dit nu zegt, terwijl het openbaar bestuur met die invloed en transparantie al jarenlang een begin had kunnen maken. Maar niet deed. Smit is voor transparantie op zijn voorwaarden: ‘Transparantie is het sleutelwoord, maar het is de paradox van deze tijd dat transparantie eerder het wantrouwen voedt dan het vertrouwen versterkt.’ Indirect neemt Smit de burger z’n wantrouwen kwalijk. En: ‘Als wij het vertrouwen in de democratie willen bevorderen, dan zal de burger het gevoel moeten hebben dat zijn stem werkelijk wordt gehoord en dat hij invloed heeft.

2) In de discussie over het lesbische stel in Assen dat uit een buurt wordt wegtreiterd zonder dat de instanties afdoend optreden doet Koos van Woudenberg uit eigen ervaring met veel details een boekje open over het falen van betrokkenen. Hem is in Assen iets soortgelijks overkomen als wat nu Lambertha Penning en Jannie Donker treft. Iemand die door de instanties niet wordt gesteund staat alleen. In zijn ogen faalden in de jaren 2006-2010 niet alleen de gemeente Assen, woningbouwvereniging Actium en de Asser politie met wijkagent Piet van der Ploeg, maar ook de lokale politiek en de antidiscriminatiebureau Art.1. Dat het wegpesten van homo’s ‘hot’ vindt en onaanvaardbaar relativeert. Van Woudenberg voegt toe als sluitsteen op de ontwikkeling van een teleurgestelde burger: ‘Politiek zegt me niets, stemmen doe ik al meer dan tien jaar niet meer.

3) Wie past het meeste begrip, bestuurder Jaap Smit of burger Koos van Woudenberg? Wordt het ooit nog wat met de ‘daadwerkelijke invloed van de burger‘ en ‘de integriteit en transparantie van bestuur’? Ik ben een slechte beoordelaar want ik heb een grote weerzin opgebouwd tegen het functioneren van de Nederlandse partijpolitiek die mensen als Jaap Smit voortbrengt. Die in het gunstigste geval voorzichtig systeemkritiek ventileren zonder dat dit tot enige verandering leidt. Het politieke systeem zit op slot. De uitspraak van de burger ‘Politiek zegt me niets‘ wordt door politici gereduceerd tot het verwijt dat een calculerende burger niet geïnteresseerd is in politiek. Frits Bolkestein buigt dat zelfs om tot de conclusie dat de burger dus tevreden is.

Maar het omgekeerde is waar. Burgers als Koos van Woudenberg haken af omdat ze teveel geïnteresseerd zijn in politiek. En er eisen aan stellen die nooit ingewilligd worden. Je zou er in de wanorde kwaad over worden.

Foto: Franc Laicisation par these antithese. Et leur synthese de demons.

Antidiscriminatiebureau Art.1 oogt tegenstrijdig

Art.1 is naar eigen zeggen het ‘National Focal Point‘ mensenrechten. Het EU-agentschap voor fundamentele rechten (FRA) heeft dit ‘kenniscentrum discriminatie’ gekozen. Dit betekent dat Art.1 de komende vier jaar het agentschap informatie zal aanleveren over actuele ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in Nederland. Art.1 zegt ‘hét landelijk expertisecentrum op het gebied van het voorkomen en bestrijden van discriminatie op alle gronden’ te zijn. Het pretendeert niet alleen discriminatie te bestrijden, maar zelfs te voorkomen. Zelfs ‘op alle gronden’. Hoe werkt dat in de praktijk?

De proef op de som is de site van Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland Noord. Dat opent met een definitie van wat discriminatie is: Discriminatie is het ongelijk behandelen van mensen op grond van kenmerken die er niet toe doen, zoals ras of afkomst, godsdienst, geslacht, seksuele diversiteit, handicap, of leeftijd. Discriminatie kan overal voorkomen zoals de arbeidsmarkt, buurt, horeca, reclame, politie, onderwijs, sport en recreatie en privé sfeer.

Kenmerken die er niet toe doen? Wat betekent dat? Wat kan dan nog de bewijsgrond zijn van discriminatie? Moet er zelfs een National Focal Point voor opgetuigd worden met financiering door de EU? Waarom maakt ‘hét landelijk expertisecentrum op het gebied van het voorkomen en bestrijden van discriminatie op alle gronden’ zich druk over discriminatie als kenmerken er niet toe doen? Is de ontkenning door Art.1 NHN van de eigenheid van mensen met hun kenmerken niet de opperste vorm van discriminatie? Ik begrijp er niets van.

De volgende verrassing ligt al op de loer: Niet alleen homo’s worden weggepest. En: Verontwaardigd zijn over het wegpesten van homo’s is hot. We kunnen er veel over lezen in de krant, over hoe erg we het vinden dat mensen met een afwijkende seksuele geaardheid niet zichzelf kunnen zijn en weggepest worden uit hun eigen omgeving. Dat is ook verschrikkelijk. En hetzelfde overkomt ook andere minderheden: (..).

Alsof je zegt ‘Niet alleen AIDS kan dodelijk zijn, maar ziekte A ook‘. Het klinkt onfris. Homo’s krijgen volgens Art.1 veel aandacht. Verontwaardiging over het wegpesten van homo’s is zelfs hot. Art.1 suggereert hiermee dat het pesten van homo’s gerelativeerd kan worden. Maar onderzoek over de werksituatie van homosexuelen toont aan dat het met de discriminatie van homo’s helemaal niet meevalt. Art. 1 baseert zich niet op feiten.

Over godsdienst zegt Art.1: Het is verboden onderscheid te maken naar geloof of levensovertuiging. Mensen moeten vrij zijn te leven naar hun overtuiging. Helemaal mee eens. Bij religieuze instellingen is het meeste winst te halen want sommigen ervan weigeren massaal mensen uit te laten treden die dat wensen. Maar spant Art.1 vervolgens een zaak aan tegen deze religieuze instellingen die mensen opsluiten binnen een godsdienst? Mij schiet geen voorbeeld te binnen dat Art.1 een zaak tegen de Nederlandse islam is begonnen, of heeft voorbereid om te bereiken dat ex-moslims die uit willen treden vrij in hun overtuiging kunnen zijn.

Moeten we Art.1 serieus nemen? Ik zou het graag doen want discriminatie is een serieuze zaak die bestreden dient te worden. Maar is de bestrijding bij Art.1 wel in goede handen? Ik betwijfel het sterk na lezing van de tegenstrijdigheden en de hemelhoge pretentie om discriminatie op alle gronden te bestrijden en zelfs te voorkomen. Ik mis het nodige realisme. Het lijkt raadzaam dat de lokale afdelingen van Art.1 hun eigen creatieve interpretaties van wat discriminatie is en hoe het zich voordoet voortaan inslikken en dat het landelijke hoofdkantoor dat doet met de doelstelling dat het een eind maakt aan alle discriminatie.

Foto: 29 maart 1968, Memphis, Tennessee, VS; ‘US National Guard troops block off Beale Street as Civil Rights marchers pass by on March 29, 1968’; Credits: Bettmann/CORBIS