Een reactie bij het ‘Journalistiek Jaarverslag NRC 2017’

De abonnee’s van NRC kregen afgelopen week een e-mail van hoofdredacteur Peter Vandermeersch. Hij merkt daarin op dat NRC zoals elk bedrijf jaarlijks een financieel jaarverslag publiceert. Maar ook een journalistiek jaarverslag omdat het uiteindelijk om de journalistiek gaat: ‘Wij drukken ons succes dus niet zozeer uit in euro’s als wel in een valuta die minder helder maar veel interessanter is: in welke mate slagen wij erin om u, onze lezer, uw mening te laten vormen?

De hoofdredacteur stelt zich procesmatig op en beschrijft de omgeving waarin NRC moet opereren. Dat is een beschrijving die echter voor alle media geldt en niet specifiek is voor NRC. Dat is tevens het ongemak van Vandermeerschs overkoepelende opstelling die voorbijgaat aan de politieke keuzes van NRC. Heeft de krant net als D66 op immateriële onderwerpen een progressief hart en op materiële onderwerpen een naar rechts leunende portemonnee? Is dat gewenst of dient dat bijgesteld te worden? Of is het niet (meer) van belang? Vandermeersch stipt het niet aan en we komen niets te weten over de  koers van NRC. In de voorstelling van de hoofdredacteur lijkt het alsof NRC in een politiek vacuüm opereert waarin nergens druk ontstaat en het uitsluitend te maken heeft met problemen die iedere burger tegenwoordig ontmoet: culture wars, de bubbel waarin mensen zich geïsoleerd terugtrekken en de fragmentering en devaluatie van het begrip ‘waarheid’. Vandermeersch zegt onderaan deze e-mail uit te kijken naar reacties. Dit heb ik hem op 4 januari gestuurd:

Met veel genoegen lees ik sinds lang NRC. Als jong volwassene kreeg ik het Algemeen Handelsblad dagelijks aan de leestafel bij mijn grootvader onder ogen. Die voorganger van voor de fusie. Toen ik in de jaren ’70 ging studeren was de keuze voor NRC snel gemaakt.

De krant heeft me mede gevormd. Eerst vanuit de hoek van de literatuur door medewerkers als Rudy Kousbroek of K.L. Poll. Later vanuit de film en nog later vanuit de politiek. Met de onvolprezen analisten J. L. Heldring en H.J.A. Hofland.

Maar het is geen 1970 meer. De scheidslijnen in de maatschappij en de politiek zijn onder druk van de ontwikkelingen in de VS veranderd. Het is de vraag of NRC daar voldoende op reflecteert. De grootste tegenstelling lijkt niet meer die tussen links en rechts, maar tussen de gevestigde politiek en het nihilisme dat het systeem wil kraken. Hoewel sociaal-economische onderwerpen over belastingontwijking, belastingdruk en inkomensverschillen hiermee niet minder belangrijk zijn geworden. Maar de urgentie ligt nu even elders, zo lijkt het.

Hoe moet een medium als NRC dat ook wel geschaard wordt onder de ‘establishment media’ hier op reageren? Met die vraag in het achterhoofd lees ik NRC de laatste jaren. Ik ben van mening dat het kansen laat liggen en zich meer rechtsstatelijk zou kunnen opstellen. Zo beredeneerd staat het bestaan van NRC in zijn huidige vorm op het spel omdat het verbonden is met de maatschappij waarin het functioneert. Dat is nooit vrijblijvend, maar nog minder vrijblijvend dan het 50 of zelfs 15 jaar geleden was. Of die urgentie over de eindigheid van de gevestigde orde in NRC voldoende is ingedaald is de vraag.

Voor een lezer die op afstand staat en niet aanzit aan de vergadertafels en daarom niet in de zwarte doos kan kijken, is het lastig om in te schatten of NRC de goede keuzes maakt. Wat de lezer wel kan zien zijn de prioriteiten die NRC in zijn kolommen geeft aan onderzoek, berichtgeving en plaatsing van bijdragen van gasten. Dan moet me van het hart dat ik vind dat NRC het afgelopen jaar kansen heeft laten liggen om scherper te opereren.

Laat ik een voorbeeld geven. In 2017 heeft NRC meermalen tamelijk kritiekloos aandacht besteed aan Thierry Baudet en zijn partij Forum voor Democratie. In de berichtgeving en via interviews. Het is prima om de lezer te informeren. Maar ik vind het onbegrijpelijk en getuigen van luie journalistiek dat NRC in een diepgravend artikel nooit aandacht heeft besteed aan de extreem- of radicaal-rechtse contacten van Baudet. Juist omdat politici als Baudet die als destructieve kracht gezien kunnen worden van alles een grapje proberen te maken is het belangrijk dat de bekende feiten goed en scherp op een rijtje gezet worden. Dat geldt nog meer als daaruit een beeld oprijst dat contrasteert met Baudets huidige profilering. Waarom heb ik in NRC nooit gelezen over zijn aanwezigheid op een door het Front National geleide conferentie in februari 2016 in een zoutmijn in het Poolse Wieliczka? Het kan toch niet zo zijn dat NRC dit overlaat aan De Correspondent dat minder middelen heeft?  

Het zal wel een klacht zijn die u vaker ziet, maar de kwantitatieve groei van de columns zie ik als een negatieve ontwikkeling. Bas Heijne en Luuk Middelaar lees ik nog, de rest van de columns sla ik over. Ik voel meer voor kwalitatieve groei van de columns. Het gemis van de mediacolumn van Hans Beerekamp voel ik nog dagelijks. Wat er sinds die tijd in NRC aan televisie- en mediakritiek verschijnt vind ik ondermaats, saai en zonder enig interessant idee.

Ik heb begrip voor de koers van NRC die volgt uit een lastige afweging om een divers publiek te bereiken. De grootste concurrenten zijn immers niet meer Het Parool, Trouw, De Volkskrant, het NOS Journaal of Nieuwsuur, maar het internet. De geïnformeerde lezer kan het nieuws op gerenommeerde Engelstalige sites 1,5 dag lezen voordat het in de krant gepubliceerd wordt. Om die reden wordt NRC automatisch naar de kant van de achtergrondinformatie, de binnenlandse berichtgeving of de onderzoeksjournalistiek gedrongen. En de bladvulling. Berichtgeving over veel onderwerpen wordt zo minder belangrijk omdat die elders sneller en beter te vinden is. Het risico is dat het percentage trivialiteit in de krant daardoor een kritische grens overschrijdt. Daar moet de hoofdredactie voor waken. Een nog scherpere keuze voor kwaliteitsjournalistiek is de beste waarborg dat NRC de lezer bereikt. Mits de gevestigde orde in stand blijft uiteraard.

Ik wens u en NRC veel sterkte in 2018.

Foto: Schermafbeelding van voorkant Journalistiek Jaarverslag 2017 van NRC, 18 december 2017.

NRC interviewt Greenwald. Wordt het nu kritischer op de macht?

td

Dit weekend pakt NRC uit met een interview van Floor Boon met Glenn Greenwald. Toevallig twee dagen voor de lancering van De Correspondent. Maar zoals thruthdigger in een tweet opmerkt, het heeft wel verdomd lang geduurd voordat NRC Greenwald ontdekte. Een jaar geleden vroeg ik me in alle verbijstering af waarom een krant die pretendeert de nuance te zoeken in praktijk precies het tegenovergestelde doet. Hoe kon een krant zo inflexibel en log als een mammoettanker zijn dat het niet meer het vermogen had om snel te schakelen bij het optreden van nieuwe ontwikkelingen? Waarom volgde het met open ogen zo lang de praatjes van president Obama en het establishment dat-ie vertegenwoordigt? Hadden de hoofd- en buitenlandredactie niet met enig logisch nadenken tijdig de steven kunnen wenden richting kritische journalistiek? Blijkbaar niet.

Hoe komt dat? Is dat omdat het dagbladbedrijf tegenwoordig grossiert in fun en showbizz, het goede leven met goede wijnen, psychologisering van alles en nog wat en de persoonlijke impressies van columnisten dat het niet meer verder kijkt? Ik denk het niet. Lichte rubrieken zijn er altijd geweest en hebben bestaansrecht. De kneep zit ‘m erin dat bij de ‘zware’ rubrieken politieke journalisten de verkeerde focus hebben. En een hoofdredactie dat niet weet te corrigeren. Politieke journalisten werken nauwgezet en vakkundig, maar nemen te weinig afstand en worden onderdeel van de macht. Ze willen het spel doorgronden, maar verinnerlijken zo juist de uitgangspunten van het spel. Terwijl ze de macht ter discussie moeten blijven stellen. Zo nemen ze te veel voor vanzelfsprekend aan dat het helemaal niet is. Ze identificeren zich met de zeepbel van de macht.

Ik vind de NRC Handelsblad een redelijke krant. Hoewel politiek wat weinig progressief. Al voor de fusie met de Rotterdamse NRC las ik bij m’n grootvader aan tafel het Amsterdamse Algemeen Handelsblad. Een krant die hilarisch anarchistisch en tegendraads kon uitpakken. Toen schokken nog kon. In die gouden tijd van de geschreven pers toen opinieleiders als Trino Flothuis, Anton Constandse, W.L. Brugsma,  Joop van Tijn, Henri Faas, Laurens ten Cate en al die andere scherpe geesten op de golven van de maatschappelijke veranderingen autoriteit genoten. Het onderscheid met de huidige NRC is dat in de roerige jaren ’60 en ’70 het bevragen van de macht vanzelfsprekend was. Niet de overgave eraan. Al die kritische journalisten verbonden dat aan de noodzakelijke herinrichting van de samenleving. Daar namen ze actief aan deel. Niet aan de macht zelf.

De kritiek van Greenwald kan opgevat worden als directe kritiek op de NRC: ‘De Amerikaanse journalistiek is bijna ingekapseld door de overheid. (..) Journalisten worden gelauwerd, schrijven een boek, verdienen geld. Maar in essentie veranderen ze niets.NRC moet de macht uitdagen en zich niet zelf als economische macht opstellen. Dwars tegen politieke partijen en bedrijfsbelangen ingaan. Tot op straffe van ex-communicatie toe. Te simpel om de meeste pijlen te richten op Pim Fortuyn, Geert Wilders of radicalen. Dat zijn te makkelijke doelwitten die de krant een idee van relevantie en heldenmoed geeft dat het door deze afleiding juist verliest. Het laat echte macht van grote partijen, multinationals en partners buiten schot. Het interview van Greenwald was ’n late reflectie op inmiddels oude ontwikkelingen. Nu nog de herwaardering van de journalistiek. Doen. 

Foto: Tweet van thruthdigger, 28 september 2013.