Onderzoeken over religie zijn een methodologische warboel. Minder dan helft van Britten kruist naar verwachting ‘christelijk’ aan in Britse volkstelling

Guardian graphic. Source: British Social Attitudes Survey (1983-2018)

Vandaag wordt in delen van het Verenigd Koninkrijk een volkstelling gehouden. Het vindt om de 10 jaar plaats. Schotland volgt vanwege COVID-19 in 2022. Er wordt ook een vraag over godsdienst gesteld. De verwachting is dat een kleine meerderheid van de Britse bevolking zal aangeven niet christelijk te zijn. Bij de vorige volkstelling in 2011 gaf 57,3% aan christelijk te zijn. Uit het British Social Attitudes (BSA) onderzoek uit 2018 blijkt dat zo’n 38% van de Britten verklaart christen te zijn. Dat is eeen aanzienlijk verschil in uitkomsten dat minder lijkt te zeggen over de demografische ontwikkeling van de Britse bevolking dan over de validiteit van de bevolkingsonderzoeken.

Een artikel in The Guardian onttrekt zich niet aan de methodologische verwarring door allerlei categorieën door elkaar heen te gebruiken. Want ‘niet christelijk’ en ‘niet religieus’ zijn geen exclusieve categorieën.

Ook wordt de vraagstelling van eerdere onderzoeken naar levensovertuiging bekritiseerd omdat het de zogenaamde ‘culturele christenen’ niet onderscheidt van belijdende christenen. Volgens recente kritiek van de Britse Humanisten leidt dat tot een te rooskleuring beeld van de christelijke aanhang. Het heeft onderzoek laten verrichten waaruit blijkt dat meer dan de helft van de mensen die verklaren christen te zijn niet of minder dan een maal per jaar een kerk bezoeken. Voor andere religies ligt dat percentage op 43%.

Hoe logisch is het dat deze grote minderheden van ‘culturele gelovigen’ binnen het christendom en andere godsdiensten aangeven tot betreffende godsdienst te behoren terwijl ze de regels van die godsdiensten niet volgen? Dat roept de vraag op tot op welk punt een geloof verwaterd kan worden om nog een geloof genoemd te kunnen worden en degene die zich erdoor laat inspireren een gelovige. Dat is financieel en economisch van belang omdat uit een volkstelling aspecten over planning, bouw van kerken en stedenbouw worden afgeleid.

De bovenstaande grafiek uit het BSA onderzoek is verwarrend en vertekenend omdat het allerlei categorieën door elkaar haalt: ’niet religieus’, ’Anglicaans’, ‘ander christelijk’, ‘katholiek’ en ’niet christelijk’. Die verwarring komt altijd terug in dit soort onderzoeken, ook van het Nederlandse CBS. De grootste groep ’niet religieus’ wordt niet onderverdeeld, terwijl dat voor christenen of religieus geïnspireerden van andere godsdiensten wel gebeurt. Dat heeft als gevolg dat mensen die ’niet religieus’ zijn zich in de vraagstelling lastiger kunnen identificeren.

In een commentaar naar aanleiding van het onderzoekReligie in Nederland’ van het CBS schreef ik in december 2020: ‘Afgemeten aan het Godsbeeld gelooft dus ruwweg tegen de 70% van de Nederlanders niet ondubbelzinnig in de God van de Nederlandse religie. Er gaapt een gat van ongeveer 15% met de berekening van het CBS als het zegt dat 54% van de Nederlanders zich niet laat inspireren door religie. Met wat wordt dat gat gevuld? Met ‘culturele’ gelovigen die niet geloven? In dit onderzoek lopen allerlei categorieën, indelingen en begrippen door elkaar heen. Wat is nou de echte slotconclusie? Er valt aan deze sociologie van appels en peren met elkaar overlappende uitspraken geen touw vast te knopen. Het nadert het niveau van broddelwerk. De vraag die onderzoek en analyse van de cijfers vooral oproept is waarom het CBS geen goede methode heeft ontwikkeld om de sociologische ontwikkelingen goed te beschrijven, te onderscheiden en te duiden. Dat is het grote raadsel van dit onderzoek.’

Onzorgvuldige onderzoeken kunnen vehikels zijn om leugens te verspreiden. Vooral als het gaat over onderzoeken naar de levensovertuiging van mensen zijn de methodologische onzorgvuldigheden niet van de lucht. Dat hoeft geen moedwil te zijn van de onderzoekers, maar kan een gevolg zijn van het probleem om mensen over hun levensovertuiging een eerlijk antwoord af te dwingen. Wellicht is de ondervraagden onvoldoende uitgelegd wat de begrippen betekenen zodat ze er verschillende voorstellingen over hebben wat een geloof is. Wellicht zorgt hun cultureel conservatisme voor een maatschappelijk gewenst antwoord waarvan ze zelf weten dat het achterhaald is. Maar juist dan zou dat cijfer door statistisch onderzoek gecorrigeerd moeten worden. In zowel Nederland als het Verenigd Koninkrijk lijkt in statistieken over religieuze betrokkenheid en oriëntatie van mensen een vertekening van ongeveer 10 tot 15% te bestaan die de religieuze aanhang te hoog inschat.

CBS-onderzoek ‘Religie in Nederland’ is verwarrend. Het Humanistisch Verbond wordt gerekend tot ‘een andere christelijke geloofsgroep’

Het vandaag 18 december 2020 verschenen onderzoek ‘Religie In Nederland’ van het CBS naar de religieuze oriëntatie van de Nederlandse bevolking bevat weinig verrassends, maar zit vol met methodologische ruis.

De trend zet door dat een steeds groter deel van de bevolking zegt zich niet door religie te laten inspireren. Dat aandeel van ongebondenen groeit jaarlijks met 1 tot 2 procent. De cijfers gelden voor 2019 en toen verklaarde 54,1% van de Nederlanders ongebonden te zijn en zich niet tot een religieuze organisatie te rekenen. Of eigenlijk is het omgekeerd zoals uit het onderzoek blijkt als het zegt dat dat 45,9 procent van de bevolking zich in 2019 wel tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Ook in dit soort statistieken worden ongebondenen beschouwd als een diapositief van gelovigen. Dat is de macht van een religieuze traditie die het onderzoek op de achtergrond stuurt. De onderzoekers lijken zich daar niet aan te kunnen onttrekken.

Onduidelijk is waarom het CBS ‘kerkelijke gezindte’ en ‘levensbeschouwelijke groepering’ als een categorie beschouwt. Met dat laatste bedoelt het 14 soorten christelijke gezindten. Opmerkelijk is dat naar de vraag naar een ‘andere christelijke gezindte’ waartoe zo’n 1,4% zich rekent ook het humanistisch verbond wordt genoemd. Is het humanistisch verbond volgens het CBS een christelijke gezindte? Zo neemt de begripsverwarring eerder toe dan af. Dat kan toch niet de opzet van dit onderzoek zijn? Het humanistisch verbond is naar eigen zeggen de officiële niet-godsdienstige levensbeschouwing in Nederland. Het is een onverklaarbare indeling van de onderzoekers om het humanistisch verbond te scharen onder de religieuze groepen. Of liever gezegd de levensbeschouwelijke groepen onder religie te scharen. Zo werkt het CBS er bewust aan mee om een deel van de bevolking dat zegt niet tot een religieuze groep te behoren in te delen bij dat deel van de bevolking dat zich rekent tot een godsdienst. Dat is dezelfde annexatie van orthodoxe christenen die het atheïsme een godsdienst noemen. Waarom doet het CBS dit? Alleen deze onregelmatigheid al doet twijfelen over de waarde van de cijfers en de serieusheid van dit onderzoek.

Het onderzoek wordt ronduit hilarisch als naar het geloof in God gevraagd wordt. Wat wordt hier bevraagd en wat kan hier eigenlijk methodisch geconcludeerd worden? Een derde van de bevolking gelooft niet in God en zo’n 24,6% gelooft zonder twijfel in God. De overige 42,2% neemt een tussenpositie in: agnost (14,8%), geloof in hogere macht (14%), twijfelend in God (7,1%) en soms wel, soms niet gelovend in God (6,3%). Interessant is dat 10% van de katholieken zegt niet in God te geloven. Wat voor geloof is dat, een katholicisme met een gat in het midden? Atheïsten (gelooft niet in God: 33,2%), agnosten  (weet niet of er een God is: 14,8%) en de niet-gelovers in God, maar wel in een hogere macht: 14%) tellen samen op tot 62% van de Nederlandse bevolking die niet in God gelooft of zegt niet te weten hoe men dat te weten moet komen. En daarbij zijn er nog de twijfelaars die soms wel en soms niet in God geloven (6,3%) of er wel in geloven, maar met twijfels (7,1%).

Afgemeten aan het Godsbeeld gelooft dus ruwweg tegen de 70% van de Nederlanders niet ondubbelzinnig in de God van de Nederlandse religie. Er gaapt een gat van ongeveer 15% met de berekening van het CBS als het zegt dat 54% van de Nederlanders zich niet laat inspireren door religie. Met wat wordt dat gat gevuld? Met ‘culturele’ gelovigen die niet geloven? In dit onderzoek lopen allerlei categorieën, indelingen en begrippen door elkaar heen. Wat is nou de echte slotconclusie? Er valt aan deze sociologie van appels en peren met elkaar overlappende uitspraken geen touw vast te knopen. Het nadert het niveau van broddelwerk. De vraag die onderzoek en analyse van de cijfers vooral oproept is waarom het CBS geen goede methode heeft ontwikkeld om de sociologische ontwikkelingen goed te beschrijven, te onderscheiden en te duiden. Dat is het grote raadsel van dit onderzoek.

Foto: Schermafbeelding van deel persberichtMeerderheid Nederlandse bevolking behoort niet tot religieuze groep’ van het CBS, 18 december 2020.

Als ik geen theïst, atheïst, agnost of apatheïst ben, dan ben ik een secularist die betrokken is bij én kritisch op religie en hun goden

Van de term ‘apatheisme’ had ik nog nooit gehoord totdat ik het voorbij zag komen in de online versie van het opinie-artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad. De term is een samentrekking van ‘apathie’ en ‘theïsme’.  Het perspectief ervan is religieus, want het idee is dat de aanhangers ervan onverschillig of gevoelloos tegenover het bestaan van God staan. Kranendonk citeert enkele Amerikaanse christelijke auteurs die claimen dat er ook apatheïsten in christelijke kerken zijn. In mijn reactie bij het artikel op de FB-pagina van het Reformatorisch Dagblad antwoord ik de auteur en constateer ik dat de kenmerken die hij geeft van een apatheïst niet op mij van toepassing zijn. Ik sta namelijk helemaal niet onverschillig tegenover religie of God, maar ben er evenmin een aanhanger van. Ik val in geen van de vier categorieën die Kranendonk schetst en voeg daarom noodgedwongen een vijfde categorie toe:

Het is merkwaardig dat in de afsluitende alinea de auteur het apatheïsme een probleem noemt. Hiermee laat hij zich kennen als normatief en onverdraagzaam. Hij trapt in de val die hij zelf de atheïsten verwijt die volgens hem het geloof in God zouden minachten. Het is trouwens kort door de bocht om dit atheïsten te verwijten. Zij kunnen ook andere bezwaren hebben tegen religie en de macht van de religieuze instellingen. Hun kritiek betreft dan niet zozeer de ‘binnenkant’ van religie, maar de ‘buitenkant’ ervan. Dus niet de zingeving of insluiting in een religieus gedachtegoed, maar de machtsvorming en morele claims. Het is een feit dat dominante religieuze organisaties nog steeds een voorkeursbehandeling genieten en voorrechten hebben in onze samenleving. De auteur onderschat hoeveel weerstaand dat in de samenleving oproept.

Wim Kranendonk minacht de apatheïsten. Die geringschatting komt voor zijn rekening. Het is een gevolg van zijn kerkpolitieke opstelling. Waar de apatheïsten hun schouders ophalen over religieuze organisaties met hun dogmatiek van een opperwezen, zo maakt een christen als Wim Kranendonk zich druk dat er mensen zijn die in geestelijk opzicht afstand nemen van de dogmatiek van het christendom. Hij begrijpt het niet. Apatheïsten gunnen gelovigen hun geloof en inspiratie, Kranendonk lijkt apatheïsten geen redelijke positie te gunnen.

Ik betwijfel of de auteur het verschijnsel van het apatheisme doorgrondt. Hij kijkt niet met een open blik, maar met een blik die de religie verdedigt en in bescherming neemt. Laat ik dat uitleggen aan de hand van mijn eigen positie. Ik neem geen van de drie posities in die Kranendonk in het artikel schetst, te weten de categorie van de theïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er een opperwezen is), atheïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er geen opperwezen is) of agnosten (mensen die twijfelen tussen de overtuiging of er wel of niet een opperwezen is). Maar ben ik dan een apatheïst of is er nog een vijfde restcategorie?

Laat ik het checken aan de hand van de kenmerken en stellingen die Kranendonk van het apatheïsme geeft.
1) De groep die totaal niet geïnteresseerd is in de vraag naar het bestaan van God. Check: Dat klopt niet. Ik ben indirect geïnteresseerd in de vraag naar het bestaan van God omdat ik geïnteresseerd ben in andere mensen die menen dat er een God bestaat. Mij interesseert het als fenomeen hoe mensen in een zich ontkerkelijkende omgeving zich laten inspireren. Om Harry Kuitert te parafraseren: ‘Hoe kan het dat mensen de bewering geloven dat het spreken dat van beneden komt van boven komt?’ Waarom geloven mensen dat een menselijke constructie geen menselijke constructie is en weven ze die verdichting in het ontstaan van hun geloof? De interesse in die vraag die raakt aan de verhaalleer, de dramatiek, de mythologie en het stelsel van rituelen bindt me aan de gelovigen. Niet de vraag of er wel of niet een God of vele Goden met hun aparte godsdienst bestaan. Dat laatste kunnen gelovigen beter zelf binnen hun gesloten wereldbeeld beantwoorden.
2) De apatheïst negeert het geloof. Check: Dat klopt niet. Ik respecteer het geloof en de gelovigen en wil me er iets van aantrekken omdat de gelovigen mijn medemensen zijn.
3) Het apatheïsme is typerend voor onze huidige tijd. Check: Dat klopt. Het past in de politieke filosofie van het secularisme waarin alle godsdiensten en levensovertuigingen in gelijke mate gewaardeerd, gegarandeerd en door de wet beschermd worden.

Conclusie is dat ik volgens de kenmerken die Kranendonk geeft en die hij baseert op het nieuwe boek van de christelijke geloofsverdediger Kyle Beshears zowel geen theïst, atheïst, agnost als apatheïst ben. Het probleem van Kranendonks opstelling en van de christelijke auteurs Beshaers en Thomas Kidd waarop hij zich baseert is dat hij claimt een objectief beeld van de keuze van mensen voor een godsdienst of levensovertuiging te geven, maar intussen alles door een christelijke bril ziet en definieert. En dat laatste ook nog eens vanuit het perspectief van prediking en zieltjes winnen. Hierdoor scherpt Kranendonk onnodig aan en mist hij de nuance. Hij trapt in de valkuil van vele christenen, namelijk dat andersdenkenden ondanks alle afstand toch moeten worden beschouwd als een verlengde van hun godsdienst. Of dat nou in positieve of negatieve zin is. De achterliggende gedachte is dat ze afgedwaalde gelovigen zijn die op het rechte pad moeten worden gebracht.

Kranendonk mist de positie van iemand die geïnteresseerd is in religie en religieuze organisaties en onder de motorkap ervan wil kijken voorbij het cosmetische beeld dat religieuze organisaties zelf naar buiten brengen. Dat gaat om de functie van fictie in brede zin, inclusief noties van fantasie, inbeelding, zelfbedrog, waan en mythologisering. Kranendonk mist de bekommernis van mensen die niet in het religieuze domein willen worden getrokken en de claim op unieke moraliteit van gelovigen buitensporig en onterecht vinden, maar in beginsel anderen die positie royaal gunnen. Kranendonk mist de ontwikkeling van een Nederland waarin de meerderheid van de bevolking zich niet laat inspireren door religie of het christelijk-culturele gedachtegoed.

Neem ik dan de vijfde positie in? Die van de voorstander van het secularisme die in alle (aanhangers van) religies en levensovertuigingen in gelijke mate geïnteresseerd is en ze een identieke positie gunt en slechts één overwegende tegenwerping heeft tegen de opstelling van religieuze opinieleiders, namelijk dat ze andersdenkenden ondanks alles als een verlengde of een fantoomledemaat van hun godsdienst willen zien.

Foto: Schermafbeelding van het artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad, 7 december 2019.

PEW: Waarom Amerikaanse ‘nones’ religie achter zich laten

pew

Wat is de reden dat volwassenen die in hun kinderjaren religieus zijn opgevoed uiteindelijk religie de rug toekeren? Het Amerikaanse PEWResearchCenter heeft het uitgezocht en doet er in het onderzoekChoosing a New Church or House of Worship’ verslag van. Het is onderdeel van de bredere ‘Religious Landscape Study’. PEW vroeg waarom mensen zich niet langer identificeren met een religieuze organisatie of instelling. Er blijken honderden redenen te zijn, maar vele ervan zijn terug te voeren op enkele gemeenschappelijke thema’s.

Ongeveer de helft (49%) van de volwassenen die religie de rug hebben toegekeerd, de zogenaamde ‘nones’, zegt niet langer te geloven. Als verklaring verwijzen ze naar ‘gezond verstand’, ‘logica’ of ‘gebrek aan bewijs’. Dat zit op de lijn die Noam Chomsky in een interview met thruthout over religie en politiek aanvoert: ‘I think irrational belief is a dangerous phenomenon and I try to avoid it’. Zo’n 20% houdt niet van georganiseerde religie. Dit omvat de kritiek dat religieuze organisaties te veel aan machtsvorming doen en hun bestaan de oorzaak van conflicten is. Zo’n 18% zegt onzeker te zijn over religie. Dit omvat de ‘ietsisten’ die menen wel iets spiritueels te voelen, maar zich niet te willen binden aan een bestaande religie. Zo’n 10% van de ‘nones’ is religieus niet actief, hun religiositeit moet wakker gekust worden of tijd die er niet is vinden voor religie.

PEW merkt in een samenvatting op dat er onder de ’nones’ drie subgroepen zijn: a) atheïsten, b) agnosten en c) zij die over hun religie zeggen ‘niets bijzonders’. Onder de atheïsten zijn de niet-gelovers met 82% in de meerderheid, evenals onder de agnosten met 63%. Slechts 37% van de subgroep ’niets bijzonders’ zegt niet te geloven. Zo tekent zich een glijdende schaal van atheïsten via agnosten naar de subgroep ‘niets bijzonders’. De eerste subgroep voelt in meerderheid principieel niets voor religie terwijl in de laatste subgroep ook overwegingen meespelen niet aan religie toe te komen. Feitelijk is dat nog een grotere diskwalificatie van religie dan die de atheïsten maken omdat eruit blijkt dat religie deze volwassenen niet weet te motiveren.

Foto: Schermafbeelding van een overzicht van PewResearchCenter met de redenen waarom volwassenen religie de rug toe keren.

Gregoriuskerk Spierdijk wordt gehalveerd en vindt herbestemming dankzij paramedische bedrijven

Het kerkbestuur van de Gregoriuskerk in het Noord-Hollandse Spierdijk heeft een vooruitziende blik. Uit het in opdracht van KRO gehouden onderzoek God In Nederland blijkt dat Nederland steeds minder gelovig wordt. Nu komt al 82% nooit of bijna nooit meer in de kerk. Zoals al eerder uit cijfers van het CBS blijkt en nu ook voor het eerst uit dit onderzoek dat sinds 1966 om de tien jaar uitgevoerd wordt zijn de ongebondenen in de meerderheid. Nederland is allang geen christelijk land meer. Dat is een constatering met gevolgen. Kerken van de toekomst bedienen een kleine minderheid en besturen van bestaande kerkgebouwen dienen rekening te houden met herbestemming. Het tij keert niet meer en daarom dienen kerkbesturen vooruit te lopen op afnemend kerkbezoek dat blijft dalen. Met de zorgkerk in Spierdijk wordt religie onwillekeurig een onderdeel van de gezondheidszorg. Via een omweg komt het vakgebied ‘religie’ eindelijk thuis als paramedisch bedrijf.

Ontmoeting in de Dorpsstraat met een evangelist. Religie op terugtocht

evangelist-with-bible-pointing-600x360

Het Brabants Dagblad maakt het gewone bijzonder. Het vraagt de lezers wat de ervaring is van een uitvaart zonder God of kerk. Door deze vraag keert het de werkelijkheid om van een land waar al meerdere jaren de meerderheid van de bevolking niet christelijk is. Toch kan zo’n vraag in een ontkerkelijkend Nederland zinvol zijn om te meten hoe culturele gebruiken veranderen. Het BD loopt blijkbaar achter de echte realiteit aan.

Maar de krant gaat verder en geeft door voorbeelden een uitvaart zonder God of kerk een waarde mee die niet erg positief is: ‘Steeds vaker vindt een afscheidsplechtigheid buiten de muren van de kerk plaats; Thuis in de woonkamer of de tuin, in een restaurant of zelfs in een bedrijfshal.’ Uitvaarten in een bedrijfshal, hoe vaak komt dat voor? Het BD noemt bewust niet de gebruikelijke locaties: zaaltjes bij crematoria en begraafplaatsen. Zowel mijn moeder als vader werden daar herdacht zonder kerk of God. Zoals de meeste Nederlanders doen.

Vandaag had ik in de Dorpsstraat van Putten een ontmoeting met een evangelist die mensen met folders in de hand opwachtte. We verschilden van mening over het onderwerp waar hij me over aanspraak. Ik zei hem dat God een constructie van mensen was en hij zei me dat hij zeker wist dat het andersom was, namelijk dat God de mensen had geschapen. Op m’n vervolgvraag wie dan God had geschapen antwoordde hij met: ‘God is eeuwig’. Ik zei hem dat voor mij de waarheid de rechtsstaat, de democratie en de pluriforme samenleving is. Hij beaamde dat, maar zei er een hogere waarheid boven te zien. Kortom, een gewoon verschil van mening.

Niet in ons kijk op God, religie of de schepping van de aarde verschilden we het meest van mening. Mensen verschillen daarover van mening. Want het is begrijpelijk dat afwijkende culturen verschillend reageren op  onderwerpen over de zin en het ontstaan van het leven. Het doet er ook niet zoveel toe. Elk antwoord is verdedigbaar. Maar we verschilden wel in onze drang om de ander te overtuigen en die een eigen waarheid toe te staan. Ik accepteerde de evangelist met z’n zekerheden en de in 20 jaar gepolijste antwoorden op alle vragen zoals hij was. Hoewel het me moeite kostte om zijn logica te volgen. Terwijl hij bleef me toevoegen dat hij hoopte dat ik ooit de juiste weg zou vinden. Die van zijn God dus. In die claim om andersdenkenden in zijn christelijke domein te trekken ging de evangelist verder dan nodig is voor een seculiere samenleving.

Foto: Evangelist met bijbel.

Onvermijdelijk dat subsidie levensbeschouwelijke omroepen stopt

omr

Is het erg dat in Nederland en Vlaanderen subsidie voor ‘levensbeschouwelijke omroepen’ wordt geschrapt en is het toeval dat dit beleid uitgevoerd wordt door liberale bewindslieden? Past het stoppen van de subsidie bij een pluriforme samenleving waarin de publieke omroep als taak vertegenwoordiging van minderheden heeft?

De term ‘levensbeschouwelijke omroepen’ is verhullend omdat het in beide landen op de uitzondering van de humanisten na om omroepen op religieuze basis gaat. Het is merkwaardig dat het Nederlandse Commissariaat van de Media spreekt over ‘kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag’. Typerend is dat het Commissariaat zeven hoofdstromen onderscheidt waarvan er zes religieus zijn: ‘het Boeddhisme, het Hindoeïsme, het Humanisme, de Islam, het Jodendom, het Katholicisme en het Protestantisme.’ Uit onderzoek blijkt dat de helft van de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet religieus is.

Er zijn vier problemen met de levensbeschouwelijke omroepen. 1) Vanwege maatschappelijke en technische ontwikkelingen neemt door het kijkgedrag het belang van lineaire televisie af waardoor de representativiteit wordt ondergraven. Narrowcasting neemt het over van broadcasting; 2) Er ontbreken hoofdstromen zoals die tot uiting zouden kunnen komen in de Atheïstische Omroep, Kopimi Omroep, Wiccan OmroepNihilisme Omroep of allerlei soorten Vrijzinnige Omroep; 3) De bestaande levensbeschouwingen die ten grondslag liggen aan de omroepen zijn niet langer representatief. Zo vertegenwoordigt het Jodendom slechts 43.000 en het Boeddhisme zo’n 60.000 gelovigen en is het merkwaardig dat het Christendom volgens de omschrijving van het Commissariaat twee hoofdstromen kent en de Islam niet. 4) De onderlinge verdeling van de zendtijd is onevenwichtig. Zo krijgt de Humanistische Omroep die in zekere zin 50% van de bevolking vertegenwoordigt  32 uur televisie terwijl de Protestante hoofdstroom met zo’n 12% vertegenwoordiging 104 uur televisie krijgt.

Omdat de ‘levensbeschouwelijke omroepen’ als relict van het verleden niet meer representatief zijn voor de hedendaagse samenleving die zo pluriform is geworden zou het een logische ontwikkeling zijn als ze bij de tijd gebracht werden door opname van nieuwe stromingen en het afwaarderen van het belang van religieuze hoofdstromen. Dat de liberale bewindslieden Sven Gatz in Vlaanderen en Sander Dekker in Nederland daaraan niet beginnen en vermoedelijk uit bezuinigingsdrift het instituut levensbeschouwelijke omroepen binnen de publieke omroep bij het oud vuil zetten is jammer, maar onvermijdelijk. Het nieuwe dat zo divers is valt lastig te integreren binnen de publieke omroep en het oude heeft zijn tijd gehad. De oplossing zit ‘m op internet waar levensbeschouwelijke omroepen in een eigen domein hun eigen doelgroepen kunnen bedienen.

Foto: Schermafbeelding ‘Levensbeschouwelijke omroepen België verdwijnen‘ van EO.

Atheïsten behoren tot religieuze meerderheid van Nederland. Is dat zinvol?

rel

Volgens het rapport ‘The Future of World Religions: Population Growth Projections, 2010-2050’ van Pew Research Center heeft Nederland in 2050 een andere religieuze meerderheid (religious majority) dan in 2010. Niet langer een christelijke, maar een ongebonden (unaffiliated) meerderheid. Uit de cijfers van het CBS valt af te leiden dat Nederland in 2010 mogelijk al geen christelijke meerderheid meer had, omdat moslims en niet-godsdienstigen 49% van de bevolking uitmaakten. Joden, hindoes, boeddhisten en andere gelovigen maakten 6% uit. Maar zeker sinds 2012 heeft Nederland volgens het CBS geen christelijke meerderheid meer.

Volgens Pew behoren de ongebonden tot een religieuze groep. Pastafarianismus, Kopinisme, Wicca of Neo-Paganisme, Miracle of Love, Satanisme, Spiritualiteit, Secularisme, Atheïsme, Humanisme, Agnosticisme, Vrijzinnigheid, Nihilisme en nog veel meer worden als ongebonden religie beschouwd. Nu zijn wereldwijd de ongebondenen na het christendom en de islam de in grootte derde levensbeschouwelijke groep. Statistieken van het CBS waarop Pew zich waarschijnlijk baseert zijn rommelig en niet consequent. Het christendom  wordt onderverdeeld in stromingen, maar de islam niet. Terwijl daar de onderlinge verschillen juist groter lijken. Maar ook de groep ongebondenen is een ratjetoe, met atheïsten die zelfs tot een religieuze groep behoren.

Moet er waarde aan de statistieken gehecht worden? Ja en nee, ze dienen maatschappelijke veranderingen beter weer te geven dan nu. De diversiteit is zo groot geworden dat een klassiek perspectief dat de grote monotheïstische religies als maatstaf neemt de nieuwste ontwikkelingen onvoldoende verklaart. Statistieken kunnen een geschikt hulpmiddel zijn bij beleidsontwikkeling, maar dan moeten ze wel gemoderniseerd zijn.

Foto: Schermafbeelding uit rapport ‘The Future of World Religions: Population Growth Projections, 2010-2050’ van Pew Research Center, 2 april 2015.

Media: Religieus of levensbeschouwelijk manifest in Rotterdam?

man

Er is iets opmerkelijks aan de hand met de presentatie van het Rotterdamse manifest tegen uitsluiting en haat. In de media klinken verschillende geluiden. Soms wordt uitgemeten dat het breed is ondertekend door ‘tientallen leiders en vertegenwoordigers van de diverse religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen in Rotterdam’ (Christelijk Nieuws). Soms wordt uitsluitend naar religieuze instellingen gewezen: ‘een manifest dat dinsdag door tientallen religieuze leiders in de stad is ondertekend’ (Nederlands Dagblad) of ‘Een breed scala aan geloofsgemeenschappen, waaronder de Joodse Gemeente, heeft gisteren een manifest getekend’ (NIK) . En soms staat er in de kop ‘Religieuze groepen in Rotterdam keren zich tegen haat’ wat anders dan in de tekst ‘Tientallen vertegenwoordigers van religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen’ (RD).

Zo resteert een tegenstrijdig beeld  over de achtergrond van het manifest. Maar die verwarring is begrijpelijk, want behalve het Humanistisch Verbond betreft het uitsluitend religieuze organisaties. De ondertekenaars zijn 29 religieus geïnspireerde instellingen tegenover die ene ‘levensbeschouwelijke’ instelling. Zodat het de vraag is of er wel gesproken kan worden van ‘levensbeschouwelijke gemeenschappen’ als alleen het Humanistisch Verbond betrokken is, en andere levensbeschouwelijke gemeenschappen ontbreken.

Da’s niet alleen een gemiste, maar ook een wat overbodige kans in een land dat meer atheïsten dan gelovigen telt, zoals blijkt uit een recent onderzoek van Ipsos, politicoloog André Krouwel en godsdienstpsycholoog Joke van Saane van de Vrije Universiteit in opdracht van Trouw. Niet te verwachten valt dat dat in Rotterdam anders is. En 63 procent overigens denkt dat religie meer kwaad dan goeds brengt. Het is goed mogelijk dat genoemde religieuze organisaties dat ook van zichzelf denken en daarom het manifest hebben opgesteld.

tr

Omdat ze vinden dat ze zelf voor de meeste problemen zorgen en het nodig achten om hun gelovigen via het manifest nogmaals te wijzen op de werking van de rechtsstaat. Wie namens wie spreekt maakt het complex. Voor de duidelijkheid was het beter geweest als het Humanistisch Verbond z’n naam er niet aan had geleend.

Foto 1: Schermafbeelding van manifest en ondertekenaars uit Christelijke Nieuws, 21 januari 2015.

Foto 2: Artikel ‘Ongelovigen halen de gelovigen in’ met grafiek in Trouw, 16 januari 2015.

D66’er Van Gool: D66 is niet per definitie seculier. Wat dan?

0984-1

Zomaar een berichtje in de krant waarvan ik niks begrijp. Het staat in een artikel in de NRC van afgelopen vrijdag over de doorbraak van D66 buiten de Randstad, bijvoorbeeld in Enschede, Amersfoort of Tilburg. Voor zover niks bijzonders. Maar dan wordt Peter van Gool (28) geciteerd. Hij is ‘een echte Tilburgse jongen‘ die op nummer 2 van de lijst van D66 in Tilburg staat. Hij studeert het masterprogramma ‘religie in hedendaagse samenlevingen‘ aan de Universiteit Utrecht en zegt gelovig te zijn. Voor zover nog steeds niks bijzonders.

Dan komt het. Van Gool wordt sprekend opgevoerd: ‘D66 ademt de tijdgeest en is niet per definitie seculier‘. Is D66 niet per definitie seculier? In alle ernst? Het pleidooi voor secularisme bond mij als kiezer jarenlang aan D66. Totdat ik er om andere redenen afscheid van nam. Begrijpt Van Gool wel wat secularisme betekent? Het lijkt er niet op. Redeneert-ie vanuit een defensief en gesloten beeld van religie? Zoals orthodoxe christenen het secularisme afwijzen omdat die hun macht inperkt. Vandaar hun bizarre uitspraken dat secularisme een pseudo-religie is of vrijheid geen doel op zichzelf kan zijn. Afleiding. Want secularisme gaat boven religie.

Peter van Gool is nog in de leer en past daarom welwillendheid. Toch is het merkwaardig dat iemand met deze opvatting over secularisme en religie het zover kan brengen in de huidige D66. Gaat de interne scholing van kaderleden alleen over praktische politiek en niet over het gedachtegoed van D66? Ter overweging aan Peter van Gool en zijn masterstudie, zijn doorgronden van de politiek-filosofische geschiedenis van D66 dat-ie in de Tilburgse raad gaat vertegenwoordigen en de juiste interpretatie van het secularisme herhaal ik graag wat ik eerder over secularisme schreef. Naar aanleiding van een betoog van de Amerikaanse hoogleraar Jacques Berlinerblau. Maar Van Gool kan ook z’n partijgenoten Boris van der Ham of Sophie in ’t Veld raadplegen.

Er bestaat veel misverstand over de vraag wat secularisme is. Het is geen atheïsme of vijand van religie. Vanuit religie of religieuze politiek wordt secularisme uit zelfprofilering vaak als vijandbeeld gebruikt. Secularisme en atheïsme zijn niet uitwisselbaar. De uitleg van Jacques Berlinerblau spreekt mij aan. Secularisme is een politiek idee dat kerk en staat gescheiden zijn. Meer is het niet. Secularisme spreekt zich er niet over uit of er wel of niet een God bestaat. Het kan en kan ook niet. Welbeschouwd doet het er niet toe. Omdat secularisme geen vijand van religie is, kunnen in het secularisme uiteenlopende religies naast elkaar bestaan. Zo opgevat zorgt secularisme voor meer vrijheid van godsdienst dan in situaties waar een staatsgodsdienst bestaat en andere religies verboden zijn. Zoals in Iran. Kortom, secularisme is dan geen vijand, maar juist een vriend van religie.

Foto: Gustave Moreau, Phare / Vuurtoren. Aquarel. Credits: © Réunion des musées nationaux.