Joke Mizée (tankgirl) wees in een reactie op de veroordeling van een raadslid uit Alphen ‘omdat ze iemand uitschold, tijdens een vergadering nota bene, en dat gebeurde ook door de politierechter.’ Dat betreft dus een strafzaak voor de enkelvoudige kamer waarin de overheid zich mengt. Het raadslid werd afgelopen vrijdag 14 november door de politierechter in Den Haag wegens belediging (= scheldwoord) een geldboete van 150 euro opgelegd. Op basis van artikel 266 Sr. De eis van het OM was 400 euro. Da’s niet niks. Dan moet er iets aan de hand zijn dat onomstotelijk is bewezen, maatschappelijk belang heeft, binnen de reikwijdte van artikel 266 Sr valt en buiten de vrijheid van meningsuiting (EVRM artikel 10). Is dat aan de orde? Het lijkt er niet op.
Het gaat om Wil Verschuur die collega-raadslid Pauline Heijkoop (D66) bedreigd en beledigd zou hebben tijdens een overleg tussen vier fractievoorzitters op 16 juli 2014. Heijkoops aangifte werd opgepakt door het OM. De politierechter ziet geen bewijs voor bedreiging, maar wel voor belediging. Verschuur blijft de belediging echter ontkennen. Op FB schrijft ze: ‘Ik lees vandaag het AD. De scheldwoorden die daar genoemd worden, heb ik NOOIT gezegd. Dat heeft Heijkoop verzonnen om mij pootje te lichten. Het enige wat ik heb gezegd is “leugenachtig Rotwijf”. Ik ben veroordeeld op een feit wat door haar gepleegd is! Schande.‘
Volgens deze politierechter in Den Haag mag het ene het andere raadslid tijdens een besloten overleg dat als openbaar wordt beschouwd niet de kwalificatie ‘leugenachtig Rotwijf’ (of: ‘gemeen leugenachtig rotwijf’) toevoegen. Verschuur ontkent Heijkoop een ‘klerewijf’, ‘kutwijf’ of ‘teringwijf’ genoemd te hebben. De getuigen zijn volgens de uitspraak niet eensluidend in hun herinnering. Toch acht de politierechter bewezen dat Verschuur aangeefster Heijkoop heeft toegevoegd: ‘ “vuile leugenaar en/of klerewijf en/of tyfuswijf”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking’. Wat is er eigenlijk onomstotelijk vastgesteld?
De uitspraak wordt des te opmerkelijker als politierechter Elianne van Rens verwijst naar fatsoensnormen: ‘Ook binnen de setting van het politieke debat – en misschien juist wel daar – dienen door personen met een publieke functie zoals verdachte fatsoensnormen in acht genomen te worden. Door de wijze waarop verdachte zich in woord en gedrag tegenover aangeefster heeft opgesteld, heeft zij die normen overschreden.’ Maar artikel 266 Sr. verwijst niet naar fatsoensnormen. De politierechter concludeert door de strafoplegging dat de beledigingen van Verschuur ‘onnodig grievend zijn en Heijkoop aantasten in haar waardigheid’.
Onduidelijk aan de uitspraak blijft hoe belediging en beledigde bij elkaar komen. De politierechter meent van de ene kant dat Verschuur ‘het (?) opzet had om aangeefster te beledigen’, maar het tevens niet ging om een ‘kritische uiting als onderdeel van een politiek debat maar om iemand die woedend is en al scheldend op haar opponent wegloopt uit dat debat’. Daarom blijft het in het midden hangen of Verschuur zichzelf verloor en de opzet had om Heijkoop te beledigen en opzettelijk minachting toonde jegens Heijkoop. Maar bovenal is het onbegrijpelijk waarom bij oplopende capaciteitsproblemen het strafrecht voor een uit de hand gelopen woordenwisseling binnen een semi-gesloten overleg tussen lokale politici wordt ingezet. Daarmee geeft het OM aan Pauline Heijkoop een strafrechtelijke bescherming die door alle publiciteit uitpakt in haar nadeel.