Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 28 mei 2011.
John Kennedy Jr., 3 jaar oud, salueert als de kist van zijn vader St. Matthew’s Cathedral verlaat, Washington, DC; 25 november, 1963.
Kleine prins ontroert een wereld. Een kind salueert. De betovering door president Kennedy leeft voort, maar zijn welsprekendheid is gestopt. Zijn opvolger presenteert de Great Society en zet een streep onder de progressie. De hoop die voelbaar werd is de bodem ingeslagen, maar krijgt vorm in welvaart. Ruimteschepen varen als ingeloste beloften door de lucht. Avontuur slinkt en is niet langer groot, maar gewoon.
Vietnam is een oorlog die voorbij is, maar alleen nog beëindigd moet worden. Jongens moeten vallen. De aristocraat Visconti schetst nog eenmaal in Il Gattopardohet verval van de oude macht. Andy Warhol maakt het alledaagse tot kunst in zijn fabriek en gunt iedereen wereldfaam. Jongeren vinden hun eigen wereld en The Beatles. De overgang heeft vorm gekregen. Kinderen voelen de verandering zonder te weten.
Waar is de gemoedelijkheid gebleven? De goedaardigheid om zachtaardig met elkaar om te gaan? Wanneer alles op scherp wordt gezet verdwijnt de ontspanning. Anderen wordt geen ruimte gelaten. De tussenruimte verdwijnt en wordt oorlogsgebied.
Het is trouwens de vraag of die gemoedelijkheid ooit bestond. Want mensen hebben er een handje van om het verleden te idealiseren en de eigen tijd te verfoeien. Daar begint de misvatting al over gemoedelijkheid. Het verleden wordt rooskleuriger voorgesteld om het heden voor schut te zetten.
Om de gemoedelijkheid te vergroten is het schipperen tussen het terugdringen van de rigiditeit van geharnaste overtuigingen die onverbiddelijk worden nagestreefd en de volhardende wijze om daar een einde aan te maken. Ontspoort de poging als dat op een vastberaden wijze gebeurt omdat het daardoor bevestigt wat het tracht te weerleggen? Maar te losjes werkt evenmin.
Gemoedelijkheid dient niet te vrijblijvend en slap, maar attent en waakzaam nagestreefd te worden.
Bovenste foto uit 1963 toont het overblijfsel van een gedynamiteerde auto. Het is een kunstwerk die wordt toegeschreven aan de Frans-Amerikaanse kunstenaar Arman. Dat gebeurde tijdens het Fluxus-festival in Nice met de titel (vertaald): ‘Festival van Totale Kunst en Gemoedelijkheid’.
Is deze framing ironie? Wie de Duitse vertegenwoordigers van Fluxus uit die jaren ziet kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de manier waarop de realiteit wordt bevraagd, bespiegeld of aangevochten ernstiger is dan die realiteit zelf. Te plechtig, te militant en te pompeus. Het schiet zijn doel voorbij.
Het is dus nog niet zo makkelijk om de gemoedelijkheid te vergroten. Toch moeten we het blijven proberen. Voorwaarde is dat we de juiste mix van volharding, matiging en vertrouwen in het eigen standpunt weten te vinden. Dat is de kunst.
De titel van deze foto van Ugo Zovetti zegt alles: Giastro in periferia. Met de vertaling uit het Italiaans kan men vele kanten op. Giastro is een draaimolen. Die staat centraal in beeld. In periferia valt te vertalen met buitenkant, randgebied, buitenwijk, voorstad of periferie. Een draaimolen op deze lege plek toont absurd. Is dat gedraai doelloos?
Simon Vestdijk schreef in 1933 het gezicht Zelfkant over de halflandelijkheid : ‘er is daar waar men ’t leven slijt/ En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid/ Te vinden dan in bergen of ravijnen’. Daar gaat het hier over. De stad rukt op en lijft het platteland in, maar is nog geen stad en evenmin nog platteland. In dit grensgebied gaan stad en platteland in elkaar over. Het gebied verkeert in een tussenfase. De bewoners moeten nog leren zich ertoe te verhouden.
Uitbreidingsplannen van steden worden op de tekentafel bedacht. In mooi Nederlands heet dat uitleg. Maar uitlegkunde ervan is nog niet rond.
Na de Tweede Wereldoorlog kende Italië net als Duitsland een ‘Wirtschaftswunder’. Het land moest na alle vernieling opgebouwd worden. De naoorlogse geboortegolf vroeg om nieuwe woningen. De industrie kwam op volle toeren. Net als in Nederland rukte in de jaren 1960 de welvaart met reuzenschreden op. Iedereen profiteerde.
Fotograaf Ugo Zovetti legde vanaf 1958 de uitbreiding van het Noord-Italiaanse Milaan vast. Inclusief de maatschappelijke veranderingen die dat met zich meebracht. Hij was geen beroepsfotograaf, maar marineofficier en autodidact.
In hun films uit de eerste helft van de jaren 1960 maakten regisseurs als Michelangelo Antonioni en Federico Fellini gebruik van de mogelijkheden die dat halflandelijke landschap met bouwfragmenten en oprukkende appartementsgebouwen bood. Daar aan de rand van de stad die tevens de grens van de stedelijke beschaving aanduidt.
Er was productioneel weinig voor nodig om die omgeving in te zetten als symbool voor de maatschappelijke veranderingen door de modernisering die tot vervreemding leidde. Ook sloot het aan bij de traditie van het Italiaanse neorealisme met buitenopnames op straat.
Dramatisering van personages die onthecht zijn en zich niet meer thuisvoelen in hun omgeving is een aloud gegeven. Ze moeten op zoek naar een nieuw evenwicht en zingeving voor hun leven. Dat biedt dramatisch interessante stof om te verbeelden. Die fotogeniek is door de beeldtaal van die halflandelijkheid die de verandering aanschouwelijk en scherp afgetekend uitbeeldt. Met contrasten.
Fellini eindigde zijn meesterwerk 8½ (Otto e mezzo) uit 1963, waarin hoofdpersoon Marcello op zoek is naar inspiratie, met de personages uit de film die paraderen op een catwalk in de vorm van een draaimolen. Droom, fantasie, kunstwerk en realiteit lopen door elkaar.
De weerklank die de film in de industriële wereld opriep waar overal werd gebouwd aan steden én aan nieuwe omgangsvormen had te maken met de tussenruimte waar naar verwezen werd die nog geen definitieve vorm had. Die lag in de toekomst verscholen. Onherkenbaarheid was herkenbaar.
Still uit Otto e mezzo (1963) van Federico Fellini met Marcello Mastroianni als dompteur van mensen.
Escapisme, is dat iets? Wegdromen in vergezichten en blauwdrukken voor een ideale samenleving van de toekomst. Met duurzaamheid, eerlijkheid en menselijkheid. Moeilijk om daar niet cynisch over te worden.
Steun voor de gevolgen van de coronacrisis komt net als bij de crisis in 2008 terecht bij de belangengroepen die optimaal georganiseerd zijn en de beste contacten hebben met hogere ambtenaren en politici. Dat zijn de boeren en niet de kunstenaars. Dat zijn de banken en niet de zzp’ers. Dat zijn de multinationals en niet de kleine ondernemers. Wie anders denkt mag heerlijk verder dromen over een rechtvaardige samenleving.
Dromen kan ook in nostalgie door om te kijken naar het nabije verleden en verdoofd te blijven hopen op een omslag die nooit komt, maar in theorie toch in de lucht hangt. Dat lijken The Exciters in 1963 de ijsbeer in de dierentuin te vertellen in de ultieme vorm van escapisme: het liefdeslied Tell Him: ‘Ever since the world began, it’s been that way for man/ And women were created to make love their destiny/ Then why should true love be so complicated, oh yeah?‘ Daar doen we het mee nu we niet eens met z’n allen in opstand mogen komen.
Wat trouwens te denken van de zwarte handschoenen die de drie vrouwelijke leden van de groep dragen? Is dat sociale afstand, sociale onthouding of een gemeenschappelijk stijlkenmerk van een sociale categorie?
John Coltrane in 1963, dat is zoals The Beatles in 1968 of Elvis in 1958. Het hoogtepunt van een muzikale loopbaan voordat het zachtjes bergafwaarts ging. Zonder dat dat op dat moment duidelijk was. Voordat de pretentie of de commercie de overhand kregen. Coltrane zou met zijn in 1964 opgenomen album A Love Supreme, zijn geschenk aan God, furore maken, maar het werd er wel erg spiritueel op. Studiemateriaal voor dominees. Nu is er een album uit 1963 ‘ontdekt’ dat op 29 juni verschijnt. Niet alleen van tenorsaxofonist Coltrane, maar ook nog eens van zijn klassieke kwartet met McCoy Tyner (piano), Jimmy Garrison (bas) en Elvin Jones (drums). ‘Both Directions at Once: The Lost Album’ is de titel, zoals RawStory bericht. Dit is marketing van een dood kwartet. Dit wordt groots aangepakt en geëxploiteerd. De laatste nog levende jazz-legende Sonny Rollins doet er een schepje bovenop: ‘like finding a new room in the Great Pyramid’. Toe maar, Sonny, werd die quote je in de mond gelegd door de marketingmachine van Impulse! Records dat onderdeel is van het grootste muziekconcern ter wereld Universal Music Group? Wat doet het ertoe, een ontdekte cantate van Bach, East Side Story van Leonard Bernstein of een pianorol van Scott Joplin, het is commercie én kunst. Liefhebbers koesteren het laatste. Dat is hun onafwendbaar lot bij hybride kunstvormen als film of muziek.
Een foto van Henk Hilterman uit het Geheugen van Nederland. ‘Pasen. Gezin gaat aan gedekte tafel voor het paasontbijt met o. a. paasbrood en geverfde paaseieren’ zo heet het. Met de toevoeging ‘Nederland, 1963. Studio-opname.’ De volgende foto die op de kleurcorrectie van groen naar bruin en de spiegeling na zeer, zeer sterk op de vorige lijkt heeft een andere titel: ‘Paasontbijt. Gezin staat op het punt aan tafel te gaan, moeder komt met de theepot, de kinderen bekijken het mandje met gekleurde paaseieren.’ Met de toevoeging ‘1965’. Geen woord over het paasbrood. Opvallend dat er twee jaar zit tussen de opname van twee identieke foto’s. Meesterlijk zo’n reconstructie. Fotografie legt vast en iemand plakt er een onderschrift (‘caption’) aan vast. Wat doet overigens de lamp naast vader op de onderste foto? Is dat het geheim van dit gezinstafereel?
Foto 1: Henk Hilterman, ‘Pasen. Gezin gaat aan gedekte tafel voor het paasontbijt met o. a. paasbrood en geverfde paaseieren. Nederland, 1963. Studio-opname.’ Collectie: ‘Fotografen De Spaarnestad’.
Foto 2: Henk Hilterman, ‘Paasontbijt. Gezin staat op het punt aan tafel te gaan, moeder komt met de theepot, de kinderen bekijken het mandje met gekleurde paaseieren. 1965.’ Collectie: ‘Fotografen De Spaarnestad‘
For English translation see comments (‘Reacties’).
Een orthodox-joodse man duwt een moslim in een rolstoel. Ze zeggen dat u niet mag lachen. Intouchablesverwijst naar een recente Franse film over een rijke gehandicapte blanke en zijn zwarte verzorger die ondanks hun afwijkende achtergrond het samen prima kunnen vinden. Charlie Hebdo is een Frans satirisch blad.
Het laat zich de mond niet snoeren. In reactie op de reacties op ‘Innocence of Muslims‘ besteedt het aandacht aan de islam. Bij een themanummer over Mohammed in november 2011 vernietigde een bom de kantoren. De daders zijn nooit opgespoord. Nu met een naakte Mohammed als parodie op Le mépris van Jean-Luc Godard. Een film uit 1963 met Michel Piccoli en Brigitte Bardot. De beveiliging van de kantoren is aangescherpt.
Directeur Charb(onnier) ziet in persvrijheid geen provocatie. En moslims hoeven Charlie Hebdo niet te lezen, net zomin als hij naar een moskee gaat om naar een preek te luisteren die strijdig is met wat hijzelf gelooft. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius ziet er een onnodige provocatie in. Hij perkt zo de meningsuiting in door zijn verwijzing naar de ‘huidige context‘, ‘vermijden van het overbodige‘ en ‘individuele verantwoordelijkheid‘. Hij voegt zich bij de westerse bestuurders die uit veiligheidsoverwegingen voor een politiek van schipperen kiezen. En feitelijk de persvrijheid niet ondubbelzinnig ondersteunen.
Charb roept de Franse premier Jean-Marie Ayrault op de persvrijheid te ondersteunen in plaats van onder de indruk te zijn van een stelletje idiote clowns dat voor de Amerikaanse ambassade protesteert: ‘Jean-Marc Ayrault devrait soutenir la liberté de la presse et la République, plutôt que d’être impressionné par une bande de clowns ridicules qui manifestent devant l’ambassade des Etats-Unis.’ Premier Ayrault laat Charlie Hebdo trouwens vrij om zelf te oordelen. Charb ziet nooit een gunstige mondiale context om te spotten met religie.
Dalil Boubakeur, rector van de Grote Moskee in Parijs roept op tot kalmte. Hij verklaart met verbazing, verdriet en bezorgdheid vernomen te hebben dat de publicatie van Charlie Hebdo de protesten in de islamitische wereld kan verergeren. Hij roept op geen olie op het vuur te gooien. Boubakeur betreurt het dat het aanzetten tot religieuze haat niet even zwaar bestraft wordt als het aanzetten tot rassenhaat. Zijn vorige klacht tegen Charlie Hebdo werd ongegrond verklaard. Een verbod zou in zijn ogen een rem op de protesten kunnen zijn.
Vraag is welke opstelling meer te betreuren valt. De praktische vol berekening van Fabius of de zalvende zonder gevoel voor humor van Boubakeur. Van deze kun je nog stellen dat-ie voor het islamitisch belang ingehuurd is. Dat doet-ie kundig. Maar Fabius vertegenwoordigt het morele failliet van de liberale democratie. Voor een satirisch blad als Charlie Hebdo zijn laffe, blunderende en frauderende politici een ware zegen.
Foto 2: Pagina uit Charlie Hebdo: Le film qui embrase le monde musulman (De film die de moslimwereld omarmt). ‘Mohammed’ vraagt aan ‘regisseur Jean-Luc Godard’ of-ie van zijn kont houdt (Et mes fesses? Tu les aimes mes fesses?). Verder: Mahomet, une étoile est née! (Mohammed, een ster is geboren!).