
Op een jaarbeurs in Leipzig in de toenmalige DDR is in 1956 porselein, steengoed en aardewerk te zien. Toen de grootste jaarbeurs ter wereld.
De foto is een klassiek doorkijkje in een passage. Onder een immens plafond. Een diepe focus met 2 scherptes. Op de achtergrond een plein met kerk, in het midden pratende silhouetten aan het eind van de passage. Vlak voor de camera is de ruimte leeg. Onscherpte zou het risico zijn.
Of er iets belangwekkend is aan de foto moeten we zelf uitmaken. Is dat de normaliteit van de DDR? De mannen met hoeden? De zon op het plein? De aankondiging van de jaarbeurs? Of iets wat we niet doorhebben?
Of willen we zien wat we niet zien? Dan hoeven we de foto niet te zien. Dat lot is bijna alle foto’s beschoren. Het beeldt af, stelt voor en geeft weer. Duiding verandert met de jaren. Wat blijft is compositie, beeldopbouw, toonkleur, scherpte en nog wat van die termen.
Maakt de foto ons ergens nieuwsgierig naar? Ach, nee, of wacht, hoe rook het op die winterse dag in 1956 in de DDR? Was de geur van bruinkool te ruiken? Daar geeft de foto geen antwoord op.