Het artikel ‘Christen die moslim wordt, krijgt grote zak met geld’ in het RD van 3 september 2020 bevat de volgende passage over de bekering onder betaling van christenen tot moslim in Pakistan : ‘In het korte beeldfragment roept de rijke textielhandelaar Mian Kashif Zameer christenen op zich tot de islam te bekeren, want dat is „de beste religie.” Hij stelt de mogelijke bekeerling daarbij een mooie beloning in het vooruitzicht: 200.000 roepies (zo’n duizend euro). Als een compleet gezin zich bekeert, ontvangt die familie zelfs een miljoen roepies.’ Het christelijke perspectief van het RD motiveert om verder te denken en de kwestie van de betaalde geloofsbekeringen te beschouwen vanuit het belang van de gehele religiesector.
Bekering van de ene naar de andere godsdienst is een verdienmodel voor sappelaars die een centje bij willen verdienen. Zoiets als het laten aftappen van bloed bij de bloedbank. Bekering is de niet-fysieke variant ervan. Het is de vraag hoe vaak een gelovige van ‘overtuiging’ kan wisselen om de propaganda voor een specifieke godsdienst waarvoor het gebruikt wordt geloofwaardig en aannemelijk te laten blijven. Jaarlijks, maandelijks?
De wetmatigheid is dat de bekering alleen bestaat in de publiciteit. Met een bekering die in het geheim gebeurt kan een religieuze organisatie geen goede sier maken. Op sociale media is de bekering een belangrijk subgenre waarmee religieuze organisaties de slag met hun concurrenten proberen te winnen.
Voor de BV Godsdienst als sector maken de bekeringen weinig uit omdat ze per saldo de sector als geheel niet groter maken. De bekeringen gaan alle kanten uit en het verlies van de ene godsdienst wordt gecompenseerd door de winst van de andere godsdienst. De religiesector wordt er niet omvangrijker door. De publiciteitsslag tussen godsdiensten toont aan dat de religiesector een vechtmarkt is en de concurrentie moordend.
Dit soort bekeringen zijn een goede ontwikkeling voor degenen die verandering willen. Zoals ook de opkomst van nieuwe godsdiensten een goede zaak is. Ze staan doorgaans dicht bij de grond, bieden hedendaagse mystiek en rituelen, en hebben een postmodernistische grondhouding waarin twijfel en relativering zijn ingebouwd. Oudere, gevestigde godsdiensten zijn in andere tijden ontstaan en zijn daar in de kern nog steeds een reflectie op, hoewel ze uiteraard met de tijd zijn meebewogen. Hun houdbaarheid staat ter discussie.
Hoe meer godsdiensten er zijn, hoe meer het idee verwatert dat religie een bijzondere positie verdient boven andere menselijke (‘horizontale’) constructies. Het exclusieve beroep van leiders van godsdiensten op de eigen onaantastbaarheid en de claim om boven de wet te staan wordt naar evenredigheid minder geloofwaardig als het aantal godsdiensten toeneemt en ‘gewoon’ wordt.
De logica is dat de gevestigde godsdiensten om twee redenen hun markt afschermen. Ze zijn concurrenten én collega’s binnen hetzelfde religiekartel en hebben er gezamenlijk belang bij dat er geen nieuwe toetreders komen. Het onderling met elkaar uitvechten via onder meer de publiciteitsslag met bekeringen is belastend, maar ook een semi-serieus toneelstukje dat ze met elkaar opvoeren om in de aandacht te blijven. Waarbij spanning vanwege tegengestelde belangen kan optreden tussen de marge en het centrale gezag van een godsdienst. Ook willen de gevestigde godsdiensten het idee dat religie iets exclusiefs is in stand houden.
Als ‘gelovigen’ dagelijks of wekelijks van overtuiging zouden wisselen, dan wordt dat idee van overtuiging ondermijnd. Want wat is een geloofsbeginsel nog waard als het makkelijk ingewisseld wordt voor een geloofsbeginsel van een concurrerende godsdienst? Alleen vanwege de marketing. Dat roept weer de vraag op wat een godsdienst nog waard is die hier toe aanzet. Daarom zijn voor critici die problemen hebben met de voorrechten die godsdiensten genieten dit soort bekeringen een goede ontwikkeling omdat ze de begrijpelijkheid, serieusheid, samenhang en importantie van een specifieke godsdienst ondermijnen.
Uiteraard biedt de Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst zoals dat is omschreven in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ieder de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te wisselen. Alleen lijkt daar een onomschreven ondergrens aan die in strijd komt met de kenmerken van een godsdienst zoals die juridisch worden gesteld als dit wordt tot een carrousel en tombola van wisselende overtuigingen die betaald wordt door de meest biedende religieuze organisatie. Dan schieten de gevestigde godsdiensten door scoringsdrift en ondoordachtheid over de godsdienstsector als geheel in eigen voet.
Er kan in de toekomst een punt komen dat de rechter een godsdienst niet meer als godsdienst beschouwt vanwege ontbrekende kenmerken van begrijpelijkheid, serieusheid, samenhang en importantie. Dat heeft fiscale gevolgen voor de financiële positie van een religieuze organisatie. Hoewel het de vraag is of een rechter wel voldoende geëquipeerd is om daar over te kunnen oordelen (Elizabeth Prochaska, 2013).
Op dit moment worden door de rechter uitsluitend nieuwe godsdiensten van de religiesector uitgesloten. Nu is de positie van de gevestigde godsdiensten juridisch nog onaantastbaar. Ze worden actief beschermd door de politiek. Maar leiders van gevestigde godsdiensten doen er verstandig aan om te beseffen dat in elk geval in Europa de maatschappij verandert en dat ze op moeten passen door hun onderlinge publiciteitsslag met bekeringen niet ook voor de rechter ongeloofwaardig te worden. Want zonder dat ze het doorhebben ondermijnen ze hiermee de kern van hun godsdienst of gaan die ondermijning in de marge van hun godsdienst onvoldoende tegen. Zelfs als dat op een ander continent gebeurt, dan kan dat gevolgen hebben.
De bekeringen die door godsdiensten of verwante religieuze organisaties in de publiciteit breed uit worden gemeten en daar dienen om een concurrerende godsdienst een hak te zetten, zijn een goede ontwikkeling voor degenen die het niet veel op hebben met de (positie van) gevestigde godsdiensten. Voor de godsdiensten zelf die met de betaalde bekeringen makkelijk denken te scoren is het een waarschuwing om de kern van hun godsdienst niet te verkwanselen omwille van de marketing en de wedijver met andere godsdiensten.
Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Christen die moslim wordt, krijgt grote zak met geld’ in het RD, 3 september 2020.
Dit is wel een heel botte manier om zieltjes te winnen.
LikeLike