Wat een godsdienst is valt niet makkelijk te bepalen. De bandbreedte is breed. Dat is begrijpelijk omdat de betekenis van de term ‘godsdienst’ vaag is en dit de weg opent voor uiteenlopende interpretaties. Daarbij zijn godsdiensten dynamisch en in ontwikkeling. De religieuze markt waarop de godsdiensten elkaar ontmoeten is een vechtmarkt met grote economische, politieke en maatschappelijke belangen. Dat strekt zich uit tot de eisen die gesteld mag worden aan het geloof van een gelovige die zich laat inspireren door een godsdienst. Die interne dimensie omvat ook de vrijheid voor de gelovige om gedachten en overtuigingen te hebben die tegenstrijdig zijn aan de gedachten en overtuigingen die uit dat geloof volgen. Dit alles geeft aan dat het lastig, zo niet onmogelijk is om aan de hand van vooraf bepaalde criteria vanaf de buitenkant te toetsen wat een godsdienst is. Hoofdzaak is dat godsdiensten in de praktijk elkaar uitsluitende kenmerken hebben. Ofwel, godsdiensten zijn niet onder één noemer te vangen of over één kam te scheren volgens artikel 9 van de EVRM.
Criteria volgens welke de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als buitenstaander en niet-deskundige op het gebied van theologie, metafysica of teleologie meende in augustus 2018 in een uitspraak de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster te kunnen toetsen zijn ‘overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang’. Er kondigen zich interpretatieproblemen aan als die criteria toegepast worden op geaccepteerde, traditionele godsdiensten die die toetsing niet zouden overleven. Ook wordt rechtsongelijkheid tussen oud en nieuw geïntroduceerd. Met name wreekt zich de rol van de Raad van State als het stelt dat het de KVS in het bijzonder aan ernst en samenhang ontbreekt en het satirisch element overheerst. Dat getuigt van onkunde.
Want er blijft weinig over van het criterium ‘samenhang’ (of coherentie) als dat wordt toegepast op bestaande godsdiensten. Zie wat docent bestuursrecht UvA Taco Groenewegen daarover in een analyse uit 2009 zegt op het weblog Publiekrecht en Politiek: ’Is een coherente wereldbeschouwing een hanteerbaar criterium? Ook niet. Eén van de centrale leerstellingen van het christendom is dat Jezus en geheel mens is en geheel god. Dat is echter evident onmogelijk. Iemand kan of geheel mens zijn of geheel god, of deels god en deels mens. Tegelijkertijd geheel mens en geheel god zijn is echter een logische onmogelijkheid en daarmee incoherent. Op dit punt zijn nog vele andere voorbeelden te bedenken, ook met betrekking tot andere religies. Maar het christendom is natuurlijk wel een religie, ook al is het niet coherent.’ Groenewegen stelt dat bestaande criteria onwerkbaar zijn en de zoektocht naar hanteerbare criteria voortgaat. Dit geeft aan dat genoemde uitspraak van de Raad van State over de KVS en het beroep op de criteria ‘overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang’ minder vanzelfsprekend en juridisch geaccepteerd is dan het in de uitspraak pretendeert.
Zo ontstaat een tweedeling en laat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich kennen door het bevestigen van een dubbele standaard die in de praktijk de religieuze sector afschermt voor toetreders zoals de KVS. De Raad van State treedt vanwege een gebrek aan inhoudelijke expertise, juridische oprechtheid én maatschappelijk en politieke onafhankelijkheid buiten de toetsingscriteria over wat een godsdienst is. Zo ontstaat een januskop vol onoprechtheid. De Raad van State oordeelt wegens onwerkbare criteria waar het niet kan oordelen. De Raad van State oordeelt verkeerd omdat het de criteria verkeerd interpreteert. De Raad van State had deze zaak terug moeten verwijzen en niet in behandeling moeten nemen. Of het had in lijn met de visie op andere godsdiensten die per definitie evenmin voldoen aan alle criteria van ernst en samenhang (en overtuigingskracht en belang) de KVS na toetsing vanaf de buitenkant moeten erkennen als godsdienst.
De Raad van State heeft zich door het oordeel over de KVS in een wespennest gestoken door te suggereren dat de jurisprudentie over de onderhavige zaak vast en omschreven is. Maar dat is het niet. De Raad van State heeft zich met de uitspraak zo ver buiten het juridische domein gewaagd dat het ermee de aandacht gevestigd heeft op het eigen perspectief. Zoals gezegd, 1) rechtbanken zijn niet geëquipeerd om theologische doctrines af te wegen; 2) de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State treedt buiten de toetsingscriteria door politiek-maatschappelijke belangen zwaar in haar toetsing door te laten wegen en 3) de toetsingscriteria zijn onheus omdat ze scheefgegroeide leerstellingen van de traditionele godsdiensten -volgens welke betreffende godsdienst afgewezen zou moeten worden- achteraf onterecht fiatteren én nieuwe kandidaat-godsdiensten op deze identieke gronden de toegang tot de religieuze sector ontzegt wat de rechtsongelijkheid versterkt.
Foto 1: J. van Meurs, ‘Justitia als putto bij de ‘Rechten van den Mensch en Burger’’, 1795. Collectie Nederlandse Rechtsgeschiedenis van het Gevangenismuseum via Geheugen van Nederland.
Foto 2: Schermafbeelding van artikel 9 van de EVRM.
Discussie voortgezet onder het tweede stuk over de RvS versus KVS.
– https://mens-en-samenleving.infonu.nl/levensvisie/190132-het-evangelie-van-het-vliegend-spaghettimonster.html. Hierin wordt treffend weergegeven hoe serieus het allemaal is. Wel vermakelijk. Overigens, sommige ‘gelovigen denken dat een simpele inschrijving bij de KvK betekent dat ze als kerkgenootschap erkend zijn.
– https://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/68731-godsdienst-van-de-onzichtbare-roze-eenhoorn.html Eenzelfde soort gezelschap, zelfde gedachtegang, een jaar of 15 ouder;
– http://uscivilliberties.org/organizations/3593-church-of-the-new-song-and-religious-liberty.html. Groepje gevangenen die voor zichzelf een wat beter leven probeert te scheppen door een kerkgenootschap op te richten. Dat laatste lukt in de VS vanwege het heilige First Amandment nogal makkelijk, de uiteindelijke doelen worden niet gehaald;
– Blijkbaar is de RvS niet in staat een oordeel te geven wat wel en wat niet een religie is. Uit je toegevoegde artikel http://www.publiekrechtenpolitiek.nl/wanneer-is-iets-eigenlijk-een-godsdienst-in-de-zin-van-artikel-6-grondwet/ blijkt dat er geen enkel deugdelijk criterium is te vinden. Hoe dan verder. De ultieme consequentie: er zijn geen religies want het is niet vast te stellen wanneer iets een religie is. Of, alles en iedereen kan zich uitroepen tot kerkgenootschap en heeft dan recht op de privileges die daarbij horen, want het is niet vast te stellen dat ze geen religie zijn.
– Dat universele waarden in grote lijnen vast en onveranderbaar zijn, is een stelling. Het ‘in grote lijnen’ duidt al op de mogelijkheid van verandering. Die vindt voortdurend plaats. Bepaalde waarden die in grote delen van de wereld gedeeld worden, worden in andere werelddelen niet gedeeld, of niet in dezelfde mate. Denk aan de rechten van vrouwen, de positie van homo’s, lesbiennes en transgenders. Zelfs wat onder democratie moet worden verstaan varieert. De huidige URvdM is een West-Europese product, dat zelfs in de Westers wereld lang niet door iedereen gedeeld wordt, laat staan in de rest van de wereld. Hoe kunnen we dat dan als hét criterium zien?
– Als er geen deugdelijk criterium is om vast te stellen wat een religie is en er ook geen enkele instantie bekwaam genoeg is om daarover een uitspraak te doen, vervallen we tot totale anarchie. Het lijkt me toch wel belangrijk vragen hieromtrent (of soortgelijke vraagstukken) ergens bij een onafhankelijke club te kunnen voorleggen voor een bindende uitspraak. Het lijkt me dan beter dit niet te doen bij de Nationale Ombudsman, de RvS lijkt me toch echt de aangewezen partij.
– Je bent in deze tegen de RvS. Maar wie moet dan wel een uitspraak doen, al dan niet aan de hand van de niet geheel onomstreden Universele Verklaring?
Verder: Secularisme is de overtuiging dat religie en geloof geen invloed mogen uitoefenen op de maatschappij. Het zegt slechts iets over iemand mening over de positie van religie in de samenleving, niets over de eigen religie of ontbreken daarvan. Mensen van allerlei geloof en ook zonder geloof kunnen deze strikte scheiding van kerk en staat van eminent belang vinden. De meesten doen dat gelukkig ook.
LikeLike
@Muis
Het perspectief om de KVS af te doen als satire om de ‘strengen gelovigen onderuit te halen’ is verdedigbaar. Ook wel begrijpelijk omdat traditionele gelovigen ‘hun’ positie beschermen door toetreders te weren of in elk geval verdacht te maken. Eigenlijk onbegrijpelijk omdat de gelovigen van oude godsdiensten er ook voor zouden kunnen kiezen om de gelovigen van de nieuwe godsdiensten -of in hun optiek pseudo-godsdiensten- te omarmen en tegen het hart te drukken.
Maar het is naar mijn idee niet de hoofdzaak. Het doet er wettelijk namelijk niet toe wat de bedoeling is van nieuwe gelovigen met hun nieuwe godsdienst of de organisatie waarmee ze een beroep kunnen doen op de vrijheid van godsdienst. Het gaat erom dat ze de vrijheid volgens de grondwet hebben om zich op hun eigen, zelfgekozen en mogelijk gedeeltelijk met de traditie bekende wijze te organiseren, te verenigen en de uitgangspunten te belijden.
We zijn het erover eens dat de criteria die de Raad van State hanteert om een godsdienst te beoordelen onwerkbaar zijn. Maar er is waarschijnlijk niets beters, zo zal het idee van de afdeling bestuursrechtspraak zijn. Het weet dat de toetsing faalt, maar onder politieke en maatschappelijke druk moet het toch aan de slag met onwerkbare instrumenten. Kortom, die criteria moeten bijgesteld en beter uitgewerkt worden. Maar in het geval voor de KVS rijst op dit moment de vraag, wat dan?
Ik pleit voor ruimdenkendheid onder het besef dat er wel enige toetsing moet zijn. Want anders vestigt inderdaad de postzegelclub of de damclub zich als religieuze organisatie. Met alle fiscale en andersoortige voordelen. Maar in het geval van de KVS ben ik van mening dat dat nu al voldoende voldoet aan de bestaande, in mijn ogen krakkemikkige criteria die om buitenwettelijke redenen door de Raad van State niet juist worden gehanteerd.
De Raad van State moet over de zaak van de KVS wel degelijk een uitspraak doen, maar een uitspraak die zich niet uitspreekt over de interne dimensie van een godsdienst. Daar heeft de Raad van State niets mee te maken en evenmin voldoende verstand van. De Raad van State moet de KVS dus van de buitenkant beoordelen en verre blijven van de intenties, de motivaties en de leerstellingen. Door het van buitenaf te kwantificeren kan de rechtspraak naar mijn idee nu al voldoende onderscheid maken om het kaf van het koren te scheiden. Dat is belangrijk voor de geloofwaardigheid van de religieuze sector. Gevolg zal wellicht een lichte toename van het aantal godsdiensten zijn. So what? Laat de religieuze sector zich in lijn met de moderne tijd maar vernieuwen.
Ik ben het faliekant oneens met je idee van universele waarden. In wezen een bescherming van burgers. Dat nadert het standpunt van autoritaire regimes in Azië die stellen dat die waarden niet universeel zijn en niet van toepassing op hun regio. Door de afwijzing geven ze zichzelf een vrijbrief om de mensenrechten te schenden en ongedeeld de macht te grijpen en vast te houden. Hoe die universele waarden zijn ontstaan is interessant, maar geen hoofdzaak. Het zijn geen westerse waarden, maar universele waarden. De wereldgemeenschap onder de aegis van de VN heeft de universele waarden geaccepteerd. Het geeft voor de burgers in autoritaire landen geen pas om de strekking ervan weer in te perken. Dat ‘in grote lijnen’ betekent dat ze niet in beton gegoten zijn, maar aangepast kunnen worden.
Vele Europese, orthodoxe christenen tekenen het secularisme af als een politieke filosofie die vijandig staat tegenover religie. Dat is aantoonbaar onjuist. Daarom vind ik het jammer dat deze christenen die vaak tot minderheidsgroepen in hun landen behoren niet inzien dat het secularisme hun religieuze organisatie juist optimaal beschermt. Gelukkig zijn er ook verstandige christenen die het secularisme positief benaderen: https://georgeknightlang.wordpress.com/2018/04/27/belgische-kardinaal-de-kesel-breekt-een-lans-voor-het-secularisme/
LikeLike
Kritiek en aanvullingen op de UVRM kwamen sinds 1948 vanuit heel verschillende invalshoeken,dus echt niet alleen autoritaire regimes in Azië. (Bronkhorst noemt in 2001):
– Cultuurrelativisme: Bepaalde gebruiken worden in de ene cultuur wel en in de andere culturen niet als schendingen van mensenrechten gevoeld. Dit zou bijvoorbeeld gelden voor besnijdenis bij zowel mannen als vrouwen, het verbranden van weduwen, maar ook voor doodstraf of lijfstraffen. Om die reden meende de Amerikaanse Antropologische Vereniging in 1947 dat een universele verklaring niet mogelijk was.
Liberalisme: De vrijheidsrechten zijn het belangrijkst, daaronder het recht op bezit. Het individu is de maat van de dingen, een regering heeft alleen macht in zoverre die door individuen is afgestaan. Rechten die verder gaan dan individuele vrijheidsrechten, zoals de sociaal-economische rechten, zouden niet tot de mensenrechten moeten worden gerekend.
Conservatisme: Mensenrechten houden een traditie van saamhorigheid en rechtsgevoel in ere. De Nederlandse columnist Bart Jan Spruyt betoogt dat bepaalde niet-westerse godsdiensten en filosofie, zoals de islam, een bedreiging zijn voor de mensenrechten omdat ze geen democratische traditie zouden hebben.
Feminisme: De mensenrechten zoals ze nu zijn geformuleerd komen vooral ten goede aan mannen. Als iedereen op gelijke voet behandeld wordt, wordt uit het oog verloren dat vrouwen bijvoorbeeld veel vaker de zorg voor kinderen moeten dragen en daarom recht zouden moeten hebben op speciale voorzieningen.
Marxisme: De mensenrechten houden geen rekening met de daadwerkelijke machtsverhoudingen die voortkomen uit de economische ongelijkheid tussen mensen: “tussen gelijke rechten beslist de macht”.[5] De mensenrechten bieden geen uitkomst in conflicten die uit deze ongelijkheid voortkomen; deze worden beslist door klassenstrijd.[6]
Confucianisme: Onder meer de Chinese overheid heeft betoogd dat ‘harmonie’ de voorkeur heeft boven het vastleggen van individuele rechten.
Ontwikkelingslanden Mensenrechten zouden te weinig rekening houden met de omstandigheden van de armste landen. Die hebben vaak een koloniaal verleden en worden nu nog door de internationale betrekkingen uitgebuit.
Islam: Het Arabisch Handvest voor de Mensenrechten, Arab Charter on Human Rights (ACHR) uit 1994 stelt in de inleiding God en de sharia (islamitische wetgeving) boven de universele mensenrechten. Het handvest geeft een beperkt recht op vrijheid van meningsuiting en het verklaart de doodstraf alleen onwettig als die wordt opgelegd voor politieke misdrijven.[7] Op gelijkaardige wijze stelt de Universele islamitische verklaring van mensenrechten de sharia boven de UVRM. In zekere zin is dit gelijkaardig aan de UVRM, waar gewone wetten boven de universele verklaring worden gesteld, bijvoorbeeld door de toevoeging “op willekeurige wijze”.
Hans Küng en anderen stelden in 1998 bij 50ste verjaardag van de UVRM een ‘Universele verklaring van plichten’ voor. Er waren uiteindelijk geen staten die dat initiatief steunden.
Libertarisme: Mensenrechten,[8][9] zijn helemaal geen rechten in de gewone zin: “De idee van ‘rechten’ – in tegenstelling tot bijvoorbeeld ‘begeerten’ of ‘gunsten’ – impliceert immers dat rechten een coherente orde (een rechtsorde) vormen. Dat wil zeggen dat het mogelijk is alle rechten tegelijk te respecteren. In de UVRM is dat met de huidige tekst niet mogelijk”. Bijvoorbeeld van het ‘recht op gezondheid’ zoals geformuleerd door de onder auspiciën van de VN opgerichte Wereldgezondheidsorganisatie: “Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of letsel. Het genot van de hoogst bereikbare maat van gezondheid is een van de fundamentele rechten van iedere mens zonder onderscheid van ras, religie, politieke overtuiging, economische of sociale situatie”. Dit betekent dat iedereen recht heeft op alle optimale zorgen voor gelijk welk letsel of gelijk welke frustratie. Zoiets is principieel niet realiseerbaar gezien de schaarste der middelen waarover de mensheid in haar geheel beschikt. Om ook maar een miniem deel van het geschetste ‘fundamentele recht’ voor eenieder te garanderen, zouden op grootscheepse schaal bij alle mensen middelen en rijkdom moeten worden weggenomen, wat natuurlijk weer ingaat tegen andere ‘fundamentele rechten’ van de aldus beroofden. Er moeten dus prioriteiten worden gesteld, door een instantie die boven de mensenrechten en de mensenrechtsubjecten uitstijgt. Die keuze gebeurt per definitie buiten het recht om, want de keuze moet juist de door het valse ‘recht’ opgeroepen problemen oplossen. Er is geen coherente orde of rechtsorde mogelijk. Een tweede fundamentele kritiek is dat de mensenrechten uit de UVRM en verzameling is van begeerten, terwijl het recht op zelfbeschikking op eigen leven, vrijheid en producten van die vrijheid (eigendom) geen specifieke bescherming genieten. Artikel 3 zegt: “Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon”. Er staat niet:”Ieder mens heeft het recht met het zijne, met al zijn middelen, te doen en te laten wat hij wil, en dus ook, dat geen enkel mens het recht heeft wat dan ook te doen met de middelen van een ander, zonder diens toestemming”.[10] Een samenleving waar het individu geen echte rechten heeft, maar alleen claims op anderen, heeft bijgevolg nood aan een sterke autoriteit, die beslist wie wat krijgt ten koste van wie. Dit is precies de samenleving zoals beschreven door Thomas Hobbes in zijn boek Leviathan. Een samenleving gebaseerd de rechten zoals gedefinieerd door John Locke leidt tot een vrije samenleving zoals deze die de libertariërs voorstaan, en staat in schril contrast met de samenleving zoals die beschreven is in Leviathan. De UVRM van de rechten van de mens wordt bijgevolg gezien als een justificatie van de gedwongen representatie in het systeem van representatieve democratie, terwijl het systeem van directe democratie gebaseerd is op zelfbeschikking van het individu, een recht dat niet door de UVRM van de rechten van de mens wordt gegarandeerd.
LikeLike
@Muis
Ik beweer niet dat de aanvullingen ed. op de UVRM ‘echt niet alleen [kwamen] van autoritaire regimes in Azië’. Ik beweer heel iets anders, namelijk dat ze er de laatste jaren afstand van nemen. Maar dat gebeurt wereldwijd. Ook in Europa.
Uiteraard hebben verschillende regimes hun specifieke redenen om de universele rechten voor hun eigen burgers opzij te zetten. Ik zou er nog begrip voor kunnen opbrengen als deze landen vanwege specifieke omstandigheden, zoals economische ontwikkeling tijdelijke opschorting van de universele rechten zouden vragen, maar voor het afschaffen heb ik geen begrip. Dat dient gewoon de zittende macht. En benadeelt de burger, inclusief etnische of religieuze minderheden. De redeneringen van de machthebbers klinken wellicht aardig, maar zijn zo doorzichtig als pas schoongeboend vensterglas.
LikeLike
Ik had het over kritiek an aanvullingen, vanuit allerlei hoeken, dus niet alleen vanuit regimes maar ook van personen of politieke stromingen. Blijkbaar is het lastig in te zien dat er vanuit diverse invalshoeken INTRINSIEKE bezwaren kunnen zijn tegen de UVRM in de huidige vorm. Niet alles is gebaseerd op politieke macht o.i.d., het merendeel is dat juist niet.
LikeLike
@Muis
Niets is perfect, dus ook de UVRM niet. Dus verbeteren is gewenst. Mij gaat het om het idee dat de universele rechten niet universeel (dus betrekking hebbend op iedere wereldburger), maar uitsluitend Europees of westers zouden zijn. Daar ben ik het principieel mee oneens.
LikeLike
Pingback: College voor de Rechten van de Mens zegt dat overheid en rechter niet op stoel van de theoloog moeten zitten, maar deed dat zelf wel | George Knight
Pingback: Uitzondering van godsdienst bij COVID-19 maatregelen roept reacties op die voorrechten van geloofsgemeenschappen ter discussie stellen – George Knight
Pingback: In Amerikaanse gevangenis mag ‘sjamaan’ Jacob Chansley zijn geloof vrij uitoefenen | George Knight
Pingback: Hoe komt het dat kunst doet wat religie nalaat? | George Knight