Meningsuiting voorziet in vrijheden

Artikel 137c Wetboek van Strafrecht met het verbod op groepsbelediging krijgt veel kritiek. De zaak tegen Wilders is er deels op gebaseerd. VVD’er Nicolai wil het afschaffen en de vrijheid van meningsuiting verruimen. Dat voornemen zweeft al sinds 2008 boven de markt, maar wordt door christelijke partijen geblokkeerd. CDA-ministers als Hirsch Ballin of Donner staan als partijpolitici telkens op de rem.

Mark Rutte kwam in moeilijkheden toen bleek dat bij afschaffing de Holocaust-ontkenners vrijuit zouden gaan. Liberale partijen vertrouwen op een open debat Amerikaanse stijl met voldoende tegenwicht maar wachten het juiste moment af. Vraag is of deze informele traditie sterk genoeg is. De samenwerking met het CDA en de SGP helpt de liberalen overigens niet om vrijzinnig te zijn. Vraag is of het niet volgen van de eigen principes voor de VVD een nieuw principe wordt.

Het gaat bij 137c om het verbod op het geven van een mening. Hetzelfde geldt voor 147 over de godslastering. Maar het uit 1932 daterende wetsartikel heeft geen praktische betekenis en is zo goed als dood. Hoewel men dat vanuit christelijke hoek graag anders ziet. Revitalisering vanuit de VN is de enige reddingslijn. En bedreiging. Wrang is dat dit vanuit Pakistan is geïnitieerd, waar wegens religieuze intolerantie deze week de katholieke minister Shahbaz Bhatti werd vermoord.

Vanwege politieke en juridische redenen is 137c belangrijker. Opmerkelijk dat ongelijke grootheden als ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid of handicap naast elkaar zijn gezet. Godsdienst en levensovertuiging passen in dat rijtje niet thuis omdat men ze vrij kan kiezen. Ras, gezindheid of handicap niet. Als het de bedoeling is om groepen tegen belediging te beschermen dan is het overigens onlogisch dat vrouwen of intersexuelen ontbreken. Zij worden wereldwijd gediscrimineerd.

De vrijheid van meningsuiting omvat de vrijheid van godsdienst. Arresten waarin aangeklaagden als toenmalig RPF-kamerlid Van Dijke werden vrijgesproken waren gebaseerd op zijn uitingsvrijheid en rol in het maatschappelijk debat. Niet zijn beroep op godsdienst waaraan hij de motivatie ontleende om homosexualiteit aan diefstal gelijk te stellen was bepalend. Die motivatie was ondergeschikt en bleef een geloofsopvatting of een mening die aan het geloof ontleend was.

Kortom, een aparte vrijheid van godsdienst is onnodig als de vrijheid van meningsuiting correct en ruim wordt toegepast. Ook zonder vrijheid van godsdienst mag iemand als imam El Moumni zijn geloofsopvatting geven in het maatschappelijk debat. Maar spanning tussen beide grondrechten bestaat.

Nodig is een ondubbelzinnig vaktechnisch arrest van de Hoge Raad waarin staat dat de vrijheid van godsdienst is gegarandeerd binnen de vrijheid van meningsuiting vanwege het maatschappelijk debat. Godsdienstig geïnspireerden kunnen en mogen zeggen wat ze willen in dat debat. Ze behoeven geen extra juridische bescherming om zich voluit uit te spreken. Ze hebben dit recht al en het geeft hun een onnodige extra juridische bescherming boven niet-godsdienstig geïnspireerden.

Foto: Kinderen en snoepverkoper in Japan, 1905-1910

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.